welke zich ter aanbeveling van die gemeenschap van goederen, op het voorbeeld der eerste Jeruzalemsche Gemeente beroepen, of zulks door hen met regt geschiede ? Laat zich, op voorgang dier eerste Christenen , die gemeenschap in den boven beschrevenen zin op goede gronden aanbevelen ? Die vraag vereischt eene omzigtige overweging. Is het met regt, vraagt men. Het teregt of te onregt in dezen , sluit niet volstrekt het aanwezen dier gemeenschap in die eerste Gemeenle uit, noch ook in. Het kon zijn, dat die toen niet bestond, nog niet was in het leven getreden , uit hoofde van toen nog bestaande hindernissen , die er de uitvoering van tegenhielden; maar dat toch blijkbaar, uit den toen reeds bestaanden en aan het Christendom eigenen geest, dit, in vervolg van lijd , zich als van zelve daaruit moest ontwikkelen. Het kon zijn, dat de kiem daartoe duidelijk aanwezig was en het aan volgende geslachten was toevertrouwd, als de tijd daarvoor rijp zou zijn geworden en de bezwaren uit den weg zouden zijn geruimd, dezelve verder te brengen. Zoo zou iels viet regt kunnen worden afgeleid uit zulk een' eersten toestand, alhoewel het daar nog niet als daadzaak gezien werd, maar nog als de vrucht in den bloesem besloten lag. Dit is ten minste denkbaar, en, in zulk een verondersteld geval, zou het met regt zijn, zich te beroepen, zoo al niet op het voorbeeld, dat nog niet had kunnen gegeven worden, dan toch op hetgene als eigenaardig kenmerk en beginsel der Christelijke Gemeenle, in den loop der tijden, op zulk eene uitkomst, als natuurlijk en noodzakelijk gevolg eener reeds aanwezige oorzaak, henenwees en daartoe als van zelve leiden moest. '

Maar ook omgekeerd zou iels, wat het dan ook