hiervan haalt v. haller daarop aan, dat onze Heer, ten einde de kiem van wellust te dooden, het begeerlijk aanzien eener vrouw reeds voor overspel, in het hart gedaan, verklaarde, terwijl socrates niet alleen hierover niet [sprak, maar ook de ongebondenheid , als iets dierlijks, 'l welk ook de edelste zielen aankleefde, pleegde te verschoonen. Maar mogen wij zulke en vele dergelijke bijzonderheden met genoegen lezen, het geheel is eene mislukte verdediging, niet, gelijk op den titel slaat, van de gewigtigste waarheden der openbaring, maar van één gewigtig, doch nu verouderd, leerstuk der Dogmatiek van zijne eeuw, het leerstuk der voldoening aan Gods geregtigheid door den dood van jezus Christus. Dit leerstuk poogt de Schrijver niet uit de openbaring te bewijzen; hij vooronderstelt deszelfs waarheid en ondersteunt die vooronderstelde waarheid door enkele uitroepingen, b. v. bi. 12: » Gods ongenoegen over het bedreven kwaad behoudt eeuwig deszelfs kracht, eeuwig deszelfs gevolgen. En wie zou het vergeven van Hein hebben durven verwachten?" De verlossing, door onzen Heer aangebragt, is hem dus ook, geheel tegen de leer van jezus en zijne Gezanten, bl. 20, vooral eene ontheffing van de straf onzer zonden. Hulde doende aan de edele bedoelingen van den Vertaler, in zyne Voorrede uitgedrukt, mogen wij hopen, dal de Nederlandsche Christenen, door hin-

LOPEN , VAN ALPHEN, KIST, MUNTINGHE, EGELING eil

dergelijke mannen voorgelicht, een helderder inzigt

tin bl. 30 dus wedergegeven, dat uien bij hem leest verlopen; boerraye ; voor den tjeesl, in plaats van voor oogen; en , hetgeen een geheel anderen zin geelt, leer voor lecringen of lessen, en de menscheii voor den nienscli.