door streng gebod en verbod hen weerhield in de uitvoering van het kwade en vooral hen bragt tot innerlijke bewustheid van zonde (7). Zoo moest dan de groote menigte zich , kinderachtig en onder slaafsche vrees voor God , blijven ontwikkelen onder die onvolkomene, maar noodzakelijke eerste beginselen der Goddelijke opvoeding, tot dat de tijd van meerdere rijpheid, van mondigheid en geschiktheid voor hooger

opleiding zou gekomen zijn (8).

Ook de Heidensehe volken ontwikkelden zich, konden en moesten zich althans ontwikkelen ondei de leiding van wel niet geheel gelijke, maar toch soortgelijke onvolkomene eerste beginselen van opvoeding (9), van God ook aan deze geschonken door middel zijner gansche schepping en wereldbesluring, door middel vooral der openbaring van zijnen wil in hun geweten (1). Als zoodanige eerste beginselen van opvoeding moeten hunne godsdienstige innglingen, hunne godsdienstig-burgerlijke wetten (2) en hunne dichterlijke en wijsgeerige beschavingsmiddelen erkend worden (3). Door deze moesten zij, even zoowel als de Israëlieten door hunne wet, opgeleid worden om, als van Gods geslachte zijnde, God te zoeken en te vinden, of, zoo zij Hem bleven niet erkennen, tot bewustheid geraken van hunne verkeerdheid en van de noodzakelijkheid hunner bekeering tot God (4).

(7) Gal. III: 24. IV: 1—3.

(8) Gal. IV : 4—9 , terg. Rom. VIII: 15. Coloss. II: 20.

(9) Gal. IV: 8, 9. Col. II: 8.

(1) Rom. 1: 19 , 20. II: 15. 12) Gal. IV : 8, 9.

(3) Gal. IV : 9, 10 , verg. Coloss. II: 15, 16 , 20, 21, 22.

(4) Hand. XVII: 28. Col. II: 8.