zijn, inzooverre zij in Let wezenlijke niet anders behelzen, clan herhaling van de opmerkingen, die wij reeds aan het slot van het eerste en vooral van het tweede deel uit paulus voorstellingen hebben opgemaakt. Maar het is hier van belang juist dit met alle oplettendheid gade te slaan, hoe de grondideën, de leidende denkbeelden bij paulus beschouwing van het verledene en van het tegenwoordige en van het toekomstige volkomen gelijkmatig, consequent , en in den grond geheel dezelfde zijn. Verwonderen kan ons dit niet, daar zijne gansche beschouwing van de wereldgeschiedenis, hetzij hij terug of rondom zich of wel vooruit zag, uit eene eenige en altijd dezelfde bron voortvloeide, uit den geest van christus namelijk, die hem bezielde en hem in al zijne beschouwingen eeniglijk leidde. Maar ditzelfde maakt het ons zoo belangrijk gade te slaan, welke de steeds en in alles hem leidende gronddenkbeelden waren. Zoo toch zien wij geheel duidelyk, hoe de geest van christus hem leerde de gansche wereldgeschiedenis Ie overzien, en op welk een even verheven als zeker standpunt hij stond , zoo bij zijnen terugblik in het verledene en zijne aanschouwing van hel tegenwoordige, als ook bij zijn Christelijk profetisch inzigt in de toekomst. — Laat ons daarom dan nu de slotsom van dit derde deel onzer onderzoekingen, door vergelijking, met de uitkomst deibeide vorige deelen vereenigd, zamenvalten.

Vooreerst, was vroeger de menschheid, ook in weerwil van het kwade, dat zich in haar ontwikkelde, nogtans voortgegaan en langzamerhand voor christus voorbereid geworden; — en was desgelijks ten zijnen tijde, ook bij al den tegenstand des boozen, het goede zoo magtig ontwikkeld, dat er cene geheel