overeenkomstig de vrije en heerlijke gesteldheid van Gods volmaaktere zonen (9). En gelijk nu reeds cüristus heerscht en alle dingen door de kracht zijnes geesles zich onderwerpt Gode tot heerlijkheid, zoo zullen ook zij dan, in plaats van langer tegen hel zinnelijke eenen moeijelijken en zwaren strijd te strijden, integendeel met ciieistus heerschen, om met Hem alles Gode ten dienste te stellen (1).

Dan zal het volmaakte gekomen zijn (2). Geene onvolmaakte taal, met al hare van het zinnelijke ontleende heelden, geene onvolkomene kennis, met .iare uit liet lagere geleende voorstellingen, geene gebrekkige uilboezeming van hel geestelijke in arme zinnelijke redeneringen zullen dan meer plaats hebben. Zy zullen plaats maken voor Engelen taal en Engelen lof en voor eene kennis van God, gelijk aan die, waardoor de vriend kent en bemint den vriend, dien hij in het harte kan lezen (3). Wie gevoelt niet, hoe het dan ziglbaar zijn zal, dat het doel van God, om door zijnen Zoon allen, die immer op aarde of in den hemel leefden, in éénen geest ie vereenigen , werkelijk bereikt is. Ook dan intusschen, wanneer dat volmaakte zal gekomen zijn, blijven de grondtrekken van het geestelijk leven dezelfde ; zij zijn geloof, hoop en liefde; want ook voor Engelen en voor Gods Zoon zeiven zijn en blijven deze eeuwig de grondtrekken des geestelijken levens, en de hoogste van deze is de liefde, de grondtrek ook van het wezen der Godheid (4).

(0) Rom. VIII: 19—23. (a) 1 Cor. XIII: 10. (4) 1 Cor. XIII: 8,13.

(1) 2 Tim, II: 12, verg. IV: 7. (3) 1 Cor. XIII: 8—12.