voelt en leert, dat <lil insgelijks des mensciien lot 7.011 wezen , en wijst hen daarom steeds naar het eeuwige leven in het huis zijns Vaders, waar vele «oningen zijn. Meer bijzonder ook vindt alles, wat jezus aangaande den niensch, in verbinding met zijne evenmenschen , leerde, des/.elfs bron in jezus persoonlijkheid. Gevoelt Hij zich zelf in liefde met zijne naasten vereenigd, is Hij steeds die liefde door hulpvaardig dienstbetoon openbarende: in de bewustheid hiervan leert Hij als hoogste en eerste gebod: » Hebt uwe naasten lief gelijk u zeiven; zoo wal gij wilt dat u geschiedt, doet dat ook eenen ander." Is Hij zelf nederig van harte, gaarne dienende, en behoort zulks tot den adel van jezus menschheiil: Hij vordert en leert dan ook, dat nederigheid van harte en eene echt-kinderlijke gezindheid een eerste vereischte is voor hel burgerschap in zijn rijk. Strekt jezus liefde zich uit tot allen, zelfs tot zijne vijanden , zoodat Hij, gedrongen door deze liefde, hen nog kan zegenen en voor hen bidden: Hij leert dan ook: »Hebt uwe vijanden lief, zegent ze die u vervloeken." Is Hij zelf te allen tijde barmhartig en genadig, vergevende de zonden zijner naasten tegen Hem: Hij leert daarom, dat wij steeds en omtrent allen vergevensgezind zullen zijn, willen wij deelen in de gunsl van God, die ons oneindig veel vergeeft. Kent Hij niets voor zich zeiven meer begeerlijks dan het geestelijk heil zijner evenmenschen te bevorderen, vindt Hij daarin zijne spijze, zijn genot, zijne zaligheid , en is Hij daarvoor met onverzwaklen ijver lot zijn laalslen ademtogt toe werkzaam: Hij wil en leert, dat ook wij aan elkanders geestelijke volmaking zullen werken door het Koningrijk der hemelen bij ons zelve en bij anderen le bevorderen. Zoo leidde