1 th, dat heb ik u bekend gemaakt" (4). Dat zijn waarlijk duidelijke uitspraken. Ligt er niet het bewijs in opgesloten, dat jezus zelve eene geheel andere bron zijner leer heeft aangewezen, te welen, God, en dat hel dus Hjnregt in strijd is met 's Heeren duidelijke verklaringen, zijne leer, voor het grootste deel ten minste, uit zijne persoonlijkheid als bron af te leiden, gelijk zulks in deze Verhandeling beproefd is?" Zoo meenen en redeneren sommigen, zelfs onder Godgeleerden. Strikt genomen is jezus, volgens hunne wijze van zien, de Overbrenger van iets, dat Hij in den hemel heeft ontvangen, van begrippen , leeringen, meeningen, voorschriften enz., die Hij daar in den hemel, op eene voor ons onbegrijpelijke wijze, van den Vader gehoord en geleerd heeft, en, waarmede toegerust, Hij op deze aarde gezonden is, om den zondigen menschen deze voorstellingen en leeringen mede te deelen, opdat zij mogen kennen de Goddelijke waarheid, dat is dan, jezus leer, zijne lessen en vermaningen, ten einde daardoor van zondaren in kinderen des lichts te worden herschapen.

Vóór wij iets over het geopperde bezwaar in het midden brengen, kunnen wij de opmerking niet weerhouden, dat zij, die aldus, op grond van jezus -getuigenis, zoo als zij meenen, over zijne leer en zijnen persoon denken en spreken, Hem, den Heer, in slede van, gelijk zij bedoelen, Hem te verheffen en zijne hooge waardij voor het menschdom in het

(4) Joh. VII: 16. VIII: 26, 2S, 38. XII: 49. XIV: 10, 24. XV: 15.