■^onderlinge uilreddingen, en de rampen en kastijdingen zoowel als de genademiddelen, welke Hij mij had geschonken, waren van zijne zijde ingerigt, om inij bij mij zeiven ie bepalen; — ingerigt, om mij Hem te doen kennen, liefhebben, en mij zeiven aan Hem ter zaligheid toe te vertrouwen. Bij dit geloof: JEzrs wil mij zondaar, maar ik heb jezus, die, om mij te behouden, zoo vele middelen en wegen heeft ingeslagen, om mij te zoeken en zalig te maken, niet begeerd langs dien weg, waarin zijn Vader verheerlijkt was, en welken Hij in het Evangelie geopenbaard had. Hierbij was ik verstomd, verwonderd, verslagen, wanneer ik daarbij indacht, wie ik was, die door jezus werd opgezocht; en wie Hij was, die mij had opgezocht; indacht, wat Hij had willen doen en lijden, en wat Hij nog deed, om mij te behouden. Ik geloofde in Hem, den Heere Heere, in wien geregtigheden en sterkte zijn; en die mij, als die tot de einden der aarde behoorde, toeriep: fVendt u naar mij toe, en wordt behouden. — In dit geloof was mijn hart vervuld met blijdschap, en dankte ik den Vader, in den naam zijns Zoons jezus Christus, dat ik geloovig aan Hem geworden was. Van dien tijd af aan kwam er in allen opzigle eene geheele wending in mijne werkzaamheden. De Bijbel werd mij nu eerst dierbaar, ik las in denzelven met een geheel ander doel dan te voren; ik las, met een biddend opzien lot Hem, die wijsheid in het verborgen bekend maakt, opdat ik mogte weten, welke de meening des Geesles zij, die door het Woord tot ons spreekt."

Meeuse maakt hiervan zelf de toepassing op de afgescheidenen uit de Hervormde Kerk, toen hij in 1838 dit ter neder schreef. Zij kennen het Evan-