zijn van de bijzondere openbaring des Ouden Verbonds." Ja, ook is opzettelijk het einde van het geheele stuk gewijd aan de vraag, waar ons de voorbeelden van hel O. T. begeven, zoodat zij ons naar iets hoogers doen uitzien, en dat is juist »daar, waar de openbaring van den ouden tijd eindigt en met het Evangelie de geest der genade en der gebeden wordt uitgestort." Niet geheel en al is alzoo hetgeen wij ten vorigen jare in het geschrift, zou het aan zijnen titel beantwoorden, verlangden, voorbijgezien, maar het is niet doorzien; diepte en omvang, vooral helderheid van begrip en voorstelling, wordt veelzins gemist. In het geheel blijft het geschrift meer belangrijk ter bevordering van kennis der Bijbelsche geschiedenis, dan voor de Christelijke Ascetiek.

Van eenen geheel anderen aard is een ander werk van denzelfden Schryver, De Oudejaarsavond, ernstige lectuur voor de laatste dagen des jaars, Schoonh. 1840. De Schrijver, die zich verwonderde, dat bij de menigvuldige stichtelijke lectuur, die ons Vaderland oplevert, zoo weinig opzettelijk voor dezen zoo plegtigen oogenblik werd gevonden, besloot iets onderhoudends en te gelijk nuttigs te leveren voor den laatsten avond des jaars. Hij bezigde daartoe hetgeen hij van tijd lol tijd by zulk eene gelegenheid had opgeteekend, en vervaardigde alzoo een boek, minder geschikt om achter elkander uit te lezen, dan om van tijd tot tijd gebezigd te worden, om belangrijke denkbeelden en herinneringen en edele gevoelens in zich op te wekken. Aan dit doel beantwoordt het geschrift volkomen. Onder onze zoogenaamde stichtelijke lectuur zal men niet ligt iets vinden, dat zich meer door verscheidenheid, zoowel lan inhoud als vorm, aanbeveelt. Eerst komen onder