Van cenen eigenen aanl is een uitvoeriger geschrift, dat wy te dezer plaatse ■vermelden moeten (1), namelijk Bijbeloefening over het Evangelie van Johannes, door h. van iieyisingen, Schoonh. 1840. De Schrijver, door vele dergelijke geschriften met roem Lekend, heeft in de twee deelen, die voor ons liggen , de dertien eerste hoofdstukken van johannes behandeld, zoodat wij ten minste nog een derde deel te wachten hebben, en wij kunnen niet nalaten op te merken, dat eene mindere uitvoerigheid welligt zou hebben kunnen medewerken om zijn boek de vele lezers te verschaffen, die wij aan hetzelve gaarne toewenschen. Inderdaad, wij beschouwen met den Schrijver Bijbeloefening als het voorname middel lol zuiver Christelijke slichting, en onder de Bijbelboeken zal er wel geen meer dan, ja misschien geen zoozeer daarloe geschikt zijn als het Evangelie van den helder zienden en diep gevoelenden Discipel, welken jezus lief had. Daarin toch zien wij Hem, in wien hel leven is en van wien het alleen uitgaat , niet alleen in zijne geschiedenis, maar ook meer dan in de andere Evangelieën in zijn inwendig leven eu zijne Goddelijke grootheid voorgesteld. En teregt zegt . de Schrijver in zijne Voorrede, dat alles in het Christendom rust op de geschiedenis en geput wordt uit de kennis van curistus; hoewel wij twijfelen of hetgeen hij vroeger zegt: »alleen wat de Apostelen ons leeren is Christelijke waarheid," daarmede wel in volkomene overeenstemming is. Of is dan hetgeen de Schrigver zelf op vele plaatsen van zijn bock uit de beschouwing van ciikistus, zoo als Hij hier voor-

(1) Zie Tijdschrift 1841, Hl. 685.