V

ook voortreffelijk, gezang, groolen opgang maakte. Na eenen voorzang, die op het onderwerp brengen moet, vangt het aan met het gewiglig oogenblik, dat het begin der vijfentwintig jaren uitmaakt, de lijding van de overwinning bij Walerloo, de uitzigten, die men zich voorspiegelde, maar die naar zijn gevoel niet bevredigd werden. En zoo worden nog enkele belangrijke punten in dien tijdkring (voor ons gevoel min aangenaam, althans min dichterlijk, steeds aangevangen met zeventiende jaar, 't jaar twintig enz.) aangegrepen en bezongen. De viering van 't Hervormingsfeest geeft aanleiding tol ecne treffende beschouwing dier groote zaak, van wier geest zij, die dezelve vierden, naar 's Dichters voorstelling geheel zijn afgeweken. De omwentelingszucht en de dood van jsapoleor worden in het jaar twintig geschetst; de uitvinding der drukkunst bij het jaar drieëntwintig, in haren krachtvollen, maar vooral in onze dagen verderfelijken invloed herdacht. Bij het jaar dertig wordt van de Fransclie en Belgische omwenteling, van den tiendaagschen veldtogt en van onzen tegenwoordigen Koning gezongen. De geest der laatste tien jaren, vooral ook van die verkeerde zijde, die in materieëlen welvaart in plaats van in den geest des menschen heil zoekt, wordt dichterlijk geschilderd. De terugvoering van kapoleon's assche naar Frankrijk geeft aanleiding, om op de verwikkelingen van den laalsten tijd te wijzen, en bij de vraag: wat er in de toekomst voor het menschdom te wachten is, in eene Ode de Christus-regering, die beloofd is en komt, te voorspellen. Het is hier, wat men ook op bijzonderheden teregt moge aanmerken, in het algemeen hooge, heilige, oorspronkelijke, poëzij, die men niet lezen kan zonder ingenomen en als mcdegesleept te worden. En

f