geestelijken vader en eenen nog jongen, en daarom niet zelden twijfelenden en dwalenden, broeder, tot dezes onderrigting gehouden, waarin de Jezuïetische grondstellingen met derzelver gevolgen in meer dan een opzigt, maar bijzonder in betrekking tot de Concordaten , in haar geheel worden bloot gelegd.

Wegens gelijkaardigheid laten wij hier volgen: , Tekenschrift op de Zedig - vrijmoedige Bedenkingen tegen een in gerucht zijnd Concordaat, Amst. 184.1. Hoewel toch de Schrijver zich voordoet als ecnen warmen verdediger van het Concordaat, en op zich neemt het noodzakelijke, raadzame en voegzame van hetzelve aan te toonen, blijkt het liglelijk, dal hij, de gevoelens en denkbeelden der TJltrainontaanschc partij in al hare naaktheid, ook met-, beroep op den Godsdienstvriend en de Calholijke Nederlandsche Stemmen, voorstellende, veeleer daartegen waarschuwen en er van afschrikken wil. Het is inderdaad eene in vele opzigten geestige satyre, die en wegens dezen in ons land schaars beoefenden en hier treffelijk gebezigde» schrijftrant, en wegens hare geschiktheid om der blinden oogen aangaande deze zaak te openen , belangrijk mag geheelen worden.

Dit stuk maakt echter door zijnen titel een gerecden overgang tot het beschouw en van geschriften, die ten gunste van het Concordaat zijn uitgekomen. En hier noemen vvy in de eerste plaats: Alle vrees voor het Concordaat is verdwenen. Eene bemoediging voor het Nederlandsche volk, Arnsterd. 1841. Onder dezen, waarschijnlyk met opzet gekozen dubbelzinnigen titel, die ons het geschrift deed in de hand nemen , met de gedachte, dal de Schrijver redenen had, om zijne landgenooten te kunnen opbeuren met de hoop, dat er van een Concordaat niet komen zou ,