ontvangen wij een in zijn soort z.ekcr goed geschreven lioekje, waarin het Concordaat van 1827, als wettig bestaande, en de invoering er van als meer voor dea Staat dan voor den Roomschen stoel, wiens magl na die invoering veel beperkter zijn zal, dan vroeger , wordt voorgesteld. Kwaad is er van hetzelve niet te vreezen, in tegendeel den invloed der hooge Regering op het bestuur der Roomsche kerk zal regtens verzekerd zijn. Tot de regeling dier Kerk is een Concordaat onmisbaar, en men mag van den Koning vertrouwen, dat hij nooit instemmen zal, in hetgeen de regten der Protestanten krenken of hen kwetsen zou. De Schrijver noemt zich Protestant, en indien het waar is, dat ook door aanzienlijke Protestanten, de tegenstand legen het Concordaat beschouwd wordt, als een bewijs, hoe ver men in Nederland nog af is, van die verlichting, die men er hoopte te bespeuren, kan het ook wel waar zijn, dat hij Protestant is; maar zeker is het, dat die Roomschen, die het Concordaat wenschen, in den Protestant hunnen ijverigsten eu bekwaamsten voorstander zullen moeten huldigen; gelijk de Protestanten, ja in het algemeen alle weidenkenden, er zich met reden over ergeren moeten, dat hij in zijnen aanhef de achtingswaardigste menschen, waaronder er zijn, die waarschynlijk iets meer van de wetenschap geproefd hebben, dan de Schrijver van dit vlugschrift, zonder eenig bewijs, van verregaande onkunde, ja van onvergefelijke kwade trouw durft beschuldigen.

Dat hij een bekwaam voorstander van dc Roomschen is, blijkt ook, wanneer wij met zijn geschrift vergelijken Het goed regt der Roomseh - Catholijken tot een Concordaat verdedigd, door c. van kïnts, Leeraar aan het II. K. Seminarium te Hageveld, Amst. 1841.

1841. 60