baar is geworden, dat ook de Protestanten in ons Vaderland niet onverschillig aanzien, hetgeen ook hunne belangen aangaat, en legen hetgeen van elders als de begeerte des volks gevorderd wordt, ook hunne begeerte in de schaal weten te leggen, en de stem der weienschap en der geschiedenis ter waarschuwing te doen hooren. Of zou het inderdaad een bewijs van meer gezond verstand, van hoogere verlichting geweest zijn, bij de Nederlandsche natie te verwachten, indien zich hier mindere warmte vertoond had? Is de geheele tegenstand tegen het Concordaat een blgk van bekrompenheid en van het niet staan op de hoogte des tijds? Er zijn ja soms kwalyk passende uitdrukkingen gebezigd, uit de vroegere geschiedenis dés Vaderlands ontleend, die wij, op zich zelf beschouwd , daaromtrent niet geheel kunnen vrgpleiten. Maar zou het te verwonderen zijn, dat juist de latere geschiedenis tot bet beroepen op die vroegere aanleiding gegeven en meerdere bezorgdheid verwekt had ? Is het zoo vreemd, dat hetgeen in 1827, in de hoop van alzoo hel grootere deel der toenmalige natie aan den Koning te verbinden en scheuring voor te komen, noode maar als opoffering zou gedragen zijn, nu, nadat die scheuring evenwel heeft plaats gehad, ondragelijk voorkomt? Zou het niet kunnen zijn , dat juist die latere gebeurtenissen de oogen van velen geopend hebben voor de gevaren, die ons van zekere zijde bedreigen? Zou het te verwonderen zijn, dat de inspanningen en opofferingen, die toen gedaan zijn, eeu gevoel van kracht en eigenwaarde hadden doen ontwaken, hetwelk spreken doet, wanneer men meent gekrenkt te worden? Te verwonderen, dat er zijn, die, al ware.het dan ook wat al te vurig, weigeren,'ten loon dier opofferingen, dat-