aan ons. Ook op het terrein van het voortgezet- en vakonderwijs confessioneel. Hier niet het minst.

V

Organisatie Voorlichting bij Beroepskeuze: De heer G. D. Zegers opende in het Katholiek Sociaal Weekblad een serie artikelen over de organisatie der voorlichting. In behandeling is thans de uitwendige organisatie, waarna hij zich voorstelt de inwendige organisatie grondig te beschouwen, waarbij met nadruk zal gewezen worden op de beperkte mogelijkheden der voorlichting en gewaarschuwd tegen sterk overdreven verwachtingen.

V

Laten ze hun vak dan leeren!: Geen belangstelling voor het leeren van een vak. Een kruk evenveel loon als een voortreffelijke werkkracht? Gebrek aan ernst en tucht:

Het Handelsblad van 19 Januari schrijft: in verband met hetgeen onze correspondent kortgeleden schreef over de nivelleering naar beneden door het betalen van goede en slechte arbeiders op gelijken voet (in het artikel Massa en Individu), wijzen we op een klein geschrift, dat thans verspreid wordt door het bestuur der afd. 's-Gravenhage van de „Vereen, tot bevordering van de vakopleiding in Nederland". Men leest daarin:

„Zal ons land op den duur zijn groote 'bevolking kunnen blijven onderhouden, dan moet ook hier het peil der vakbekwaamheid zoo spoedig mogelijk worden opgevoerd. Dat hier inderdaad gebrek aan goede vaklieden is, wordt wel bewezen door het feit, dat het nu, niettegenstaande de groote werkloosheid, nog moeilijk valt om goed geschoolde werklieden, die werkelijk hun vak verstaan, te krijgen. De belangstelling om een goede vakopleiding te krijgen, is hier te lande bij de industrieele arbeiders uiterst gering en vaak ontbreekt

de wil of de liefhebberij, om van de b.v. door fabrieksscholen geboden gelegenheid gebruik te maken. Men ziet te weinig in, dat een goede opleiding in de jeugd waarborgen biedt voor een behoorlijk bestaan en geeft de voorkeur aan het iets hoogere loon dat de ongeschoolde jonge arbeider in zijn jeugd kan maken. Dit brengt op onze arbeidsmarkt een onevenredig aantal ongeschoolden of halfgeschoolden, die eigenlijk geen enkel vak verstaan en wier lot op den duur is een zich verdringen op de markt der losse arbeiders tegen een minimum belooning."

Over de oorzaken van de geringe liefde der jongelieden zich te bekwamen tot voortreffelijke geschoolde kracht, zegt het geschrift:

„In de eerste plaats dunkt ons het geringe verschil in belooning tusschen een goed en een slecht vakman. Het is niet te ontkennen, dat de vakvereenigingen met hun streven naar nivelleering der loonen (minimum-loonen zoo hoog mogelijk opvoeren) hieraan voor een deel schuld hebben. Bij een belooning van den arbeider naar prestatie zal ongetwijfeld de bekwame twee of meermalen zooveel kunnen en moeten verdienen dan de onbekwame, en dan zou door den grooteren prikkel tot werken en leeren in de jeugd, het peil van het geleverde werk ongetwijfeld nog voor heel wat verbeteringen vatbaar zijn, wat, door bevordering onzer export-mogelijkheid aan het geheele volk zou ten goede komen, daar het de arbeidsmogelijkheid, dus ook de mogelijkheid tot verdienste van allen, ook van ongeschoolden en handlangers, zeer vergroot.

„Het komt ons dus voor, dat het voor ons land een levensbelang is, dat aan den eenen kant de arbeiders gewezen worden op het groote belang, aan het goed en grondig leeren van een vak verbonden, doch aan den anderen kant ook door de