De verdere mogelijkheid tot ambachtsonderwijs ontbreekt dan gewoonlijk.

Hier schuilt een groot gevaar en moet met nadruk herinnerd aan de woorden van Rector Jansen: „Het Roomsch-kinderendurven hebben is slechts dan waarborg voor de toekomst, als wij onze jeugd te

bewaren weten". Niet alleen een Roomsche quantiteit, doch ook een Roomsche qualiteit zij de leuze, die ons op dit terrein met versnelden pas ons rechtmatig deei doet veroveren.

En naar binnen en naar buiten is vooruitgang geboden.

UIT DE PRACTIJK DER BUREAUX VOOR BEROEPSKEUZE.

III

Jaarverslag 1925—1926 van de Adviescommissie bij Beroepskeuze (ingesteld door de A.C.J.C.) De heer G, J. v. d. Ploeg schrijft in zijn verslag: Voor de derde maal rust op mij de plicht, het Jaarverslag van onze Adviescommissie te schrijven, om aan 't Bestuur der A.C.J.C. en aan de velen, steeds meerderen, die in den arbeid onzer Commissie belangstellen, een overzicht te geven van het werk, dat in de afgeloopen periode is verricht. Voor de Commissie zelf geeft zoo'n terugblik aanleiding zich op haar arbeid te bezinnen.

Het jaar, dat voorbij ging, is voor de ontwikkeling der idee, dat beroepskeuzevoorlichting niet alleen eisch des tijds, maar ook van beginsel is, een goed jaar geweest. Vooral in de kringen der Christelijk-sociale beweging wint deze gedachte meer en meer veld. Op het in December 1925 te Amsterdam gehouden Congres voor Beroepskeuze, waar het goed recht van „confessioneele voorlichting erkend werd door meer dan een, die niet tot onze geestverwanten wordt gerekend, waren vele voormannen uit die beweging tegenwoordig.

Voorts vermelden wij, dat in het begin van dit jaar door het Verbondsbestuur van

het Nederlandsch Werkliedenverbond „Patrimonium" een Commissie van drie personen werd benoemd, — de heeren G. Baas Kzn., Dr. J. Waterink en ondergeteekende, alle drie leden onzer Adviescommissie — welke in opdracht kreeg een rapport uit te brengen over de vraag, welke taak de Christelijk-sociale beweging in ons land heeft ten aanzien van Beroepskeuze-voorlichting.

De Christelijke Psychologische Centrale voor School en Beroep, welke vereeniging reeds in 1921 werd opgericht, is langen tijd weinig actief geweest. Op de in Januari gehouden Algemeene Vergadering dier Vereeniging werden eenige Bestuursvacatures vervuld; na dien tijd doet de Vereeniging mer van zich spreken en is er zeker grond voor de verwachting, dat wij niet alleen in Amsterdam, maar ook in ons geheele land van den arbeid dier Centrale zullen gaan profiteeren.

Wij hebben goeden moed, dat men ook buiten onze hoofdstad (en buiten enkele plaatsen, waar men dit inzicht reeds verwierf en tot daden overging) tot de conclusie zal komen, dat we als Christenen te streven hebben naar het zoeken van eigen wegen ten aanzien van het vraagstuk der Beroepskeuze, al ontkennen wij niet, dat