deze voortduurde, volgde het van zelf, en zagen zij zich zelve tot dc erkentenis gedwongen , dat zij den Keizer moesten geven wat hem toekwam. Maar dan ook Gode wat Godes is. Hij vraagt het hart en zij, die zijn beeld moesten dragen, moesten dat hart Hem wijden en niet met huichelachtige harten en ijdele strikvragen den Godsgezant naderen, maar Hem zoeken als den Leidsman tot God en Openbaarder van God. DÜt hoorende stonden zijne tegenstanders verbaasd, en wat wonder, dat zij zwijgend Hem verlieten en henen gingen (1).

Nog op dienzelfden dag kwamen tot jezus de Saddueeën, die aan geene opstanding of geestenwereld geloofden. » Meesterzeggen zij, » mozes heeft gezegd : » Indien iemand sterft, geene kinderen hebbende, zoo zal zijn broeder met deszelfs nagelatene vrouw een pligthuwelijk aangaan." En nu geeft een verdicht voorval van het pligthuwelijk eener vrouw, die zevenmaal huwde telkens met eenen broeder van haren verstorvenen man , hun aanleiding om jezus te vragen, wiens vrouw zij nu in de opstanding der dooden zal zijn. De mogelijkheid van dit voorval en dan de verlegenheid en verwarring, die daaruit moest voortvloeien in een ander leven, is in hun oog hel doorslaands! bewijs voor de ongerijmdheid van hel geloof aan de opstanding der dooden. En wal brengt jezus hier nu tegen in? Hij wijst hun eerst het ongerijmde aan van deze hunne tegenwerping op zich zelve en den valschen grond, waarop zij rustte; de zinnelijke meening namelijk van de Phanseën, dat

(1) Matth. XXII : 16—21. Mare. XII: 13-17, Luc. XX: 19—25.