komtTn J °VTbragt d°°r verz^ing. Driemaal komt in één vers bij paulus, Rom. III: 3, ook een

woord van dezen wortel voor (2): «Indien sommigen ontrouw zijn geworden, zal hunne ontrouw Gods trouw vernietigen?" Zoo ook Rom. X: 14- »Hoe men iemand om hulp aanroepen, zoo men niet op hem vertrouwt?» Desgelijks Rom. XIV- i 2«Neemt vriendelijk hem aan, die zwak is in' het vertrouwen Deze vertrouwt, alles te mogen eten." En weder aldaar, 23: «Veroordeeld is hij, die onzeker twijfelt bij zijn eten; dewijl het niet uit het vertrouwen gebeurt [dat hij dit mag doen] • want al wat niet uit vol vertrouwen gebeurt, is zonde." Nomeer klemt deze plaats, als wij vers 4 vergelijken dewijl dezelfde gezindheid, die hier in vs. 23 qelooven of vertrouwen heet, daar wordt genoemd weten en verzekerd ztjn. Nog is het eene zeer gewone spreekwijze bij paulus, dat hem of een' ander iets, b- t het ambt der Evangeliebediening, is toever. trouwd, waar ook altijd hetzelfde Grieksehe woord

vTn dearget;°lTen'f TenVijI Cindel«k' 0m hie™ede van de woorden af te gaan, de uitdrukkingen, die

J gen over ons vertrouwen gebruiken, twijfelen

wijfelmoedrg, onzeker zijn, wankelen als het tegen-

vergesteide van gelooven gedurig voorkomen (3).

1CD et na dlt a]Jes nog eenigzins twijfelachtig

dan 7!1,' , 9 f eCDe S°°rt Tan ^trouwen is,

die .« V ,tSlewtVVljfeling We^aan blJ llet letten op ee ing (es N. V., waarin het wezen des geloofs

111 1 a,8emeen duiJelijker, dan ergens elders wordt

Jh£rürv'°yr>r«' ^ ^ ™ 0fo5

?842.V' MaUh' XXI: ^ MarC' XI: 23' 24' Rom■ XIV: S3-

5