voorgesteld, Hebr. XI, waar wij twee beschrijvingen en vele voorbeelden van het ware zaligmakende geloof aantreffen. En beproeven wij nu ook diiar het zoo dikwijls wederkeerende woord geloof met vertrouwen le verwisselen, wij zullen zien, dat dit overal een goeden zin oplevert. Reeds in den aanhef kunnen wij lezen: »Geloof is eene soort van vertrouwen, waardoor men een* vasten grond in zich heeft van de dingen, die men hoopt, eene overtuiging van zaken, die men niet ziet." En voorts vs. 3: «Door dit vertrouwen houden wij voor zeker, dat de wereld door Gods woord is geschapen." Vs. 4: «Door dit vertrouwen heeft abel eene meerdere offerande Gode locgebragt dan kaïn." Vs. 5: >. Door dit vertrouwen is enoch weggenomen." En dan in de tweede beschrijving des geloofs, vs. C: «Zonder dit vertrouwen is het onmogelijk, Gode te behagen; want die lot God komt moet vertrouwen, dat Hij is en een belooner is dergenen, die Hem zoeken." En zoo het gelieele hoofddeel door, 't geen niet noodig is nader aan le wijzen, daar uit al de gegevene proeven wel blijken zal, dat geloof eene soort van vertrouwen zij en vertrouwen het heerschende en meest uitkomende in hel geloof moge heeten (4).

(41 In eene noot wil ik hier opmerken, dat deie uitlegging van de beteekenis van ntat«, mort;, niet alleen geheel

met het Grieksche taaleigen overeenkomt, gelijk elk weet, da trouw, getrouw, vertrouwen van die woorden de hoofdbeteekem .», maar ook met het Hebreeuwsche > H,Phl1 Yan »

't welk het grondwoord i», door de Grieksche vertalers met overgehragt, volgen. nouiH , Concord. Graecae LXX Interpre turn, op 45 plaatsen, terwijl lij maar eens mowi/êV hebben , waar in het Hebrecuwsch een ander woord «ordt gevonden. En