ders (4) alleen (jeloof cn liefde opsomt, als het geheele Christelijke leven des gemoeds in zich bevattende; en dit leven eens beschrijft als een geloof door de liefde werkzaam (5). De hoop kan men dus van het geloof scheiden en dan volgt 7.ij op hetzelve; maar men kan de hoop ook beschouwen als een geloof omtrent het toekomstige en dus onder

het geloof bevatten.

Doch zeer dikwijls volgt in het N. V. of op geloof of op geloof en hoop de liefde. Wij zagen het reeds in de zoo even aangehaalde plaatsen. En kan dit wel anders? Liefde openbaart zich als een streven des gemoeds om zich op het naauwste met hel geliefde voorwerp te vereenigen; en moet zulk streven niet noodwendig ontstaan uit het vertrouwen of het geloof, waardoor men zich aan dien anderen overgeeft? De liefde, waarmede de leeraar zijnen kweekehng voorkomt, worde eerst slechts door opmerkzaamheid beantwoord; als uit deze opmerkzaamheid eenig vertrouwen is ontstaan, moet dit vertrouwen langzamerhand wel overgaan in volkomen vertrouwen , in geheele overgave, in zucht tot volmaakte vereeniging, in liefde. Zoo eischle jezus eerst ook slechts opmerkzaamheid en een beginsel des geloofs; maar was hij naderhand bij zijne vrienden niet meer met hel geloof tevrede. Bij de eerste roeping der Apostelen was het: » Komt en ziet;" of ook: »Volg mij; of zelfs, waar een natiianacl dadelijk eene heerlijke belijdenis aflegde: » Gelooft gij?" (6). En meer was toen ook niet denkbaar. Maar op den laatsten avond zijns levens is het meestal liefde, óén zijn met Hem,

(4) B. v. 1 Thess. III • ö. I iim. I: 14.

(5) Gal. V: 0. W Joh. I: 40,44 , 51.