welke Jeruzalem moet verdedigen. Stormgevaarten worden aangevoerd. Van alle zijden ingesloten , woeden binnen die muren honger en burgerkrijg, en buiten wacht het zwaard. Rome's wereldmagt trok op tegen eene stad, die door woede en wanhoop wordt verdedigd. Niet lang meer kan er weerstand worden geboden. De eene muur na den anderen wordt beklommen. — Daar dringt de vijand, door tegenstand en terging verbitterd , de stad in. De vlam stijgt op uit tempel en gebouwen. Door de rookkolommen wordt de zon verduisterd; de maan geeft geen schijnsel meer, het is alsof de sterren van den hemel zijn gevallen, de gansche natuur is in stervensnood. Geen lichtstraal van boven daalt neder op dien nacht des jammers hier beneden. Met een rouwfloers is alles overdekt. Dfe hemel treurt en aardbewoners weenen.

Die vreeselijke gebeurtenissen, schoon zij die groote omwenteling inleiden, zijn zelve het einde niet. Jezus wil zijne Discipelen van dat uitwendige, dat zoo dikwijls den geheelen geest inneemt en dat de mensch zoo ligt voor het ware en wezenlijke houdt, aftrekken, als niet het groote en voorname, als het omkleedsel slechts, waarachter dat andere verborgen ligt (9).

Onder die vreeselijke gebeurtenissen intusschen verrast uit die duistere diepte in stillen ernst de dag des Heeren. Het teeken van den Zoon des menschen wordt gezien. Israël houdt op een volk te zijn. Het heeft door de geboorte des Christendoms zijne be-

(9) Verg. olshaïsïn , Comm. üb. Sammtl. Schrift, d. N. T., t. a. p.