rein voorhanden , geenszins al liet vreemdaardige uit de gewone Joodsche denkwijze voortkomende, buitengesloten ; dit werd in hen, die zich aan het reinigend vermogen van den Christelijken geest overgaven, van tijd tot tyd gelouterd, maar vormde in hen, Lij welke de Christelijke geest zulk een vermogen niet uitoefenen kon , de kiem van eene latere, tegen het reine Evangelie vijandige, Joodsch-Christelijke denkwijze. Men mag ook niet aannemen, dal al die bekeerden dadelijk in gezindheid echte Christenen zijn geworden. De heilige geest werkte toen naar denzelfden regel, als in alle volgende eeuwen, niet met eene plotselijke tooverkracht, maar naar gelang de vrije wil des menschen zich bepaalde. Ja, naarmate de aandrang van den geest hier sterker was, naar die mate zal een te grooter aantal door denzei ven zijn medegesleept, zonder dat hunne gezindheid, zoo als zich die verbolgens in den wandel openbaren moest , van den heiligen geest doordrongen was.

Het blijkt voorts, hoe hier, zonder opzettelijk plan, inwendig uit het eigenaardig wezen van een aan allen gemeen hooger leven, zich de inrigting der Christelijke gemeenschap en gemeenschappelijke godsvereering vormde — de grondtype van alle latere eeredienst. Met dit onderscheid echter, dat de eerste Christelijke Gemeente terstond één gezin uitmaakte. De kracht des pas ontwaakten gevoels van gemeenschap aan de genade Gods ging alle ander gevoel te boven en alle betrekkingen werden ondergeschikt aan die eene groote nieuwe betrekking op elkander. Dagelijks kwamen zij bij elkander en ook hunne maallijden, die zij als leden van één gezin gezamenlijk hielden, werden door deze gemeenschap geheiligd; men gedacht aan den iaatslen maallyd des Hecren, 1842. oo