zou genoemd worden, gewag maakt; maar meent, dat jesaja slechts vooronderstellender wyze spreekt, en zegt: » Indien eene jeugdige vrouw thans zwanger wierd, zij zou, wanneer zij haren zoon ter wereld bragt, dien kunnen noemen raaiANuëL;" ten einde caardoor te kennen te geven, dat na verloop van dien korten lijd de redding van Israël zoo blijkbaar zijn zou, dat men aan een kind, dat alsdan werd geboren, ter gedachtenis dier uitredding, teregt den naam zou geven van God is met ons!

Het andere stuk is van Dr. j. derhburg, over het laatste Paaschmaal van jezus ('über das letzte Pascha7nalil Jesus'; ein neuer VersucK), loopende van pag. 175 tot 190. Zijne vooronderstelling, gepaard met de wederlegging eener andere, in de Studiën und Kritiken (Jahrg. 1832, H. III. p. 357 seqq.) medegedeeld, komt hierop neder, dat in hel jaar van jezus kruisiging het Paaschfeest op eenen Zondag viel, en daarom, volgens hetgeen uit Joodsche geschriften wordt opgemaakt, het slachten des Paaschlams op donderdag moest geschieden, terwijl de maaltijd, aan den avond van dien dag door jezus gehouden, nog een gewoon maal was naar johaivnes berigt, doch hetwelk door de andere Evangelisten ligtelijk een Paaschmaal kon genoemd worden, dewijl het na het slachten des Paaschlams was gehouden. Deze vooronderstelling — want de Schryver zelf wil het voor niet hooger aangerekend hebben — mag wel even zeer in aanmerking genomen worden, als menig ander middel, ter vereffening der zwarigheid, uit de berigten der Evangelisten in dit opzigt ontstaande, beproefd. Maar hetgeen althans niet minder , dan deze proevB op zich zelve, onze aandacht verdient, is dit: dat wij hier eenen geleerden Israëliet