gelijksoortige verwonderlijke en Goddelijke werkingen van den in den hemel levenden jezus Christus by zijn leven in zijné Gemeente, zijn nog uitstekende middelen ter vorming en opleiding van menschen, hoewel dezelve naar der menschen verschillenden aard op verschillende wijze daartoe moeten worden aangewend. Zij zyn toch nog steeds openharingen en getuigenissen van jezus Christus, den Godsgezant, den Zoon van God, den Zaligmaker der menschen: en als zoodanig uitstekende middelen, waardoor wij Christus beter leeren kennen, vaster gelooven, levendiger op Hem onze hope vestigen, en met de innigste, heiligste en steeds toenemende liefde Hem aanhangen, zoodal wij, met zijnen geest vervuld, Ilcm navolgen, en Hij ook door ons zijn Goddelijk werk in de menschheid volbrenge. Terwijl dan deze Verhandeling in andere opzigten welligl menigeen nog onvoldaan zal laten , meenen wij dat derzelver belangrijkheid en eigenlijke waarde tweeledig is: vooreerst, dat men door dezelve eens opzettelijk bepaald wordt bij het onderzoek, hoe jezub zelf zijne wonderen beschouwde, een onderzoek, dat by al het redeneren en twisten over zijne wonderen zonder twijfel te veel verzuimd en met groot nadeel verwaarloosd is: en ten andere, dat men hier niet langer eenzijdig op het wonderdadige in jezus werken, als bewijs voor zijn Goddelijk gezag, wordt gewezen, maar veeleer, naar jezus eigen' geest, zijne wonderwerken leert beschouwen als eigenaardige werken van Hem, den geheel eenigen en Goddelijken Heiland. En is dit door den jeugdigen Schrijver nog onvolledig en onvolmaakt gedaan, dit moge hem en anderen aansporen, om op dezen ingeslagen' weg verder voort te gaan, ten einde wij ook van deze