schappelijk met éénen Goddelijken aanleg geboren. Zoodat het daarom ook zoowel hunne behoefte vervult als des Vaders voornemen verwezenlijkt, wanneer die allen ook inderdaad ten naauwste vereenigd leven (9).

Zieldaar dan den aard der Christelijke Kerk in hare betrekking tot God, Christus en de menschheid. Het was en is het ééne, groote doel van God, door Christus ééne heilige, en meer en meer de gansche menschheid omvattende, Gemeente te vormen en te volmaken. En dit is het ééne Gode waardige doel, want zoo alleen kan ook de enkele mensch gevormd en volmaakt worden, en het menschdom, dat één geheel is en waarin het goede ook steeds door vereeniging voortgeplant kan worden, wordt zóó alleen, wat hel naar Gods liefderijk welbehagen worden moet, door vereeniging volmaakt en zalig.

II.

Aan dal doel van God in christus met de menschheid kan en moet dan ook de Christelijke Kerk beantwoorden door haar innerlijk wezen. Dit wilden wij nu nog in de tweede plaats volgens paulus nasporen, wat de Christelijke Kerk in haren eigenlijken aard, in haar ware wezen is.

En dit kan ons nu niet moeijelijk vallen, indien wij maar voor éénen dwaalweg ons hoeden. Wij zouden toch zeer ligtelijk er toe kunnen komen oui

(9) Epli. III: 15, verg. I: 10.