bij paulus le zoeken, wat bij hem niet te vinden is; en zulks niet vindende, welligt in den waan geraken , dat er dan ook niets wezenlijks bij hem te vinden zij.

Immers de Kerk van christus heeft in den loop der tijden allerlei vormen van bestuur aangenomen, die eerst wel meest naar eene Volksregering, later naar Aristocratie geleken, daarop in Oligarchie, eindelijk in Monarchie en volstrekte Alleenheersching is overgegaan. Zoozeer heeft dit plaats gegrepen, dat eindelijk de geestelijke Gemeente wel geheel in een aardsch rijk scheen veranderd te zijn. Maar ook onder degenen, die zich aan dat juk van overheersching ontworsteld hebben, heeft de Kerk hier deze, daar gene verschillende vormen erlangd van bestuur, instellingen en reglementen, die hare bemoeijingen en werkzaamheden ordenen en regelen. Zoo is men allengs gewoon geworden bij het denkbeeld van Kerk terstond aan bestuur en verordening te denken. En dat nog te meer, daar men in latere lijden bijna algemeen ook betreffende andere maatschappelijke vereenigingen, vooral de groolere, bijzonder de burgerlijke, vereenigingen der volken, of de staten, zich gewend heeft, vooral of bijna uitsluitend waarde le hechten aan de regeringsvormen, staalsinrigtingen en regelen des bestuurs, als welke het wezen van den Staat zouden uitmaken en deszelfs geluk of ongeluk te weeg brengen. Dit kan ons dan ligt op den dwaalweg helpen en ons verleiden om te zoeken, hoedanig, volgens pajjlus , de aard ook van het bestuur en de uiterlijke inrigting der Kerk zijn moet, als waarin deszelfs eigenlijk wezen te zoeken zij. — Nu is het wel niet te ontkennen, dat de geschiedenis leert, hoe ook een volk of burgerstaat met zeer gebrekkige vormen zeer