brengt en allen tot volmaking verbindt, is ue liefde (3).

En alzoo, opdat wij hiermede eindigen, — paulus

zegt het uitdrukkelijk en wie kan er aan twijfelen?

alzoo kan en moet en zal de Gemeente van Christus steeds meer opwassen, tot haren volkomenen, mannelijken wasdom geraken, en dus beantwoorden aan het doel, dat God in Christus met haar, en door haar met het geheele menschdom heeft (4). De Gemeente van Christus, wij hebben het gezien, is één levend geheel; welks leden allen één gemeen belang hebben, allen door éénen gemeensehappelijken geest worden gedreven; terwijl er met de meest mogelijke verscheidenheid van gaven en werkingen door allen wordt gewerkt lot gemeenschappelijk heil; zonder dat iemand heerschappij voere of aan den ander' onderworpen zij, werken allen vrij en ongedwongen op elkander; onder de leiding van het eene Hoofd der gansche Gemeente, die alleen het inwendig leven aller leden volmaakt leidt en bestuurt; terwijl Hij hen door wederkeerige werking, door het opgevoed worden en weder opvoeden, onderling aan elkanders welzijn, en te zamen, in liefde verbonden, aan de volmaking van het geheel doet dienstbaar zijn. Zoo moge er nu en dan nog eene kwijnende of ziekelijke gesteldheid zich openbaren; door het innerlijk leven dier Gemeente zal, onder het bestuur van deszelfs onfeilbaar en volmaakt Hoofd, jezus Christus, telkens genezing en herstelling aangebragt worden, en de Gemeente, door ondervinding wijzer

(3) Eph. IV: 3, 10. Col. III: 14.

(4) Epli. IV : 16 , verg. 1: 23.

1842.

48