"

gezichts- en gehoorscherpte, enz.) om benoemd te kunnen worden.

Het is verstandig, vóór men zich voor zoo'n betrekking gaat voorbereiden, een onderzoek te doen instellen, of men aan de gestelde eischen voldoet; opdat niet n a voltooide opleiding blijkt dat men vergeefsche moeite deed.

En deze opmerkingen gelden niet alleen hen, die zich voorbereiden tot een der bovenbedoelde betrekkingen.

Ieder Handboek of Beroepshygiëne zal tal van aan wijzigingen geven omtrent beroepen of beroepsgroepen, waaruit jongelui met bepaalde lichamelijke afwijkingen moeten worden geweerd.

Nog meer onbekend, dan met de in de vorige alinea's genoemde factoren, is de onderwijzer met de zielkundige eischen, die verschillende beroepen haren beoefenaars stellen.

Zonder hier dieper op in te gaan, wijzen wij op verschillende beroepen, die een voortdurende gespannen aandacht vereischen naast zulke, die b.v. meer voortdurend een beroep doen op het geheugen ; terwijl sommige beroepen het voortdurend nemen van snelle beslissingen vragen; eischen anderen het nemen van rustige, voorbereide, weloverdachte en welbewogen beslissingen; kan men in sommige beroepen alleen menschen gebruiken met stalen zenuwen, de beoefening van andere zou in staat zijn, iemand met geschokte zenuwen weer tot rust te brengen.

Het is den onderwijzer evenmin als een fout aan te rekenen, dat hij niet bekend is met allerlei opleidingsinrichtingen en -gelegenheden voor bepaalde vakken.

Ook kan men niet van hem vergen, dat hij een oordeel heeft over de vraag : ambachtsschoolopleiding of opleiding in de werkolaats. Welke vraag in ieder geval weer een

individueele beantwoording vraagt, afhankelijk o.a. van gezondheidstoestand, sociale

positie der ouders, economische omstandigheden op de arbeidsmarkt, enz.

Voegen wij bij dit alles nog, dat de onderwijzer van tal van sociaal-economische vragen, die te dezen aanzien van belang zijn (stand der arbeidsmarkt, loonen en loonbeweging, verhoudingen', waaronder gewerkt wordt e.d.) geen of weinig begrip heeft, dan begrijpt men, dat onze Commissie de onderwijzers in het algemeen niet als de meest ideale beroeps-adviseurs beschouwt.

Hoewel het buiten het eigenlijke bestek van dit rapport valt, willen wij er hier toch met den meesten nadruk op wijzen, dat ofschoon wij in het voorafgaande lieten blijken, dat we, in het algemeen gesproken, de school incompetent achten om a 11 e e n en uitsluitend beroepsadviezen te geven, dat wij tegelijkertijd de beteekenis van de school als medewerkster aan het beroepsadvies moeilijk kunnen overschatten. Doordat zij in den regel 6 a 7 jaar dagelijks de kinderen onder haar leiding heeft, krijgt zij onopzettelijk de beschikking over tal

van gegevens (b.v. over aanleg, KaraKier, ijver e.d.), die voor de beoordeeling der be¬

roepsgeschiktheid van zeer groote waarae zijn. Dat voor het verzamelen dezer gegevens tal van onderwijzers nog wel eenige training behoeven in het systematisch waarnemen hunner leerlingen, doet aan de waarheid dezer stelling geen afbreuk.

Het zal echter duidelijk zijn, dat bij de totstandkoming van een definitief eindadvies inzake de beroepskeuze eveneens deskundigen op medisch, psychologisch en sociaaleconomisch terrein hun invloed moeten kunnen doen gelden.

Dat onze commissie van meening is, dat het noodzakeüjk is, dat wij als Christenen de vragen, die zich daarbij voordoen, in de eerste plaats bezien bij het licht, dat Wet en Getuige- ' nis ons hierover geven, zal wel geen nader betoog behoeven.