V

Denk nu eens. In Juni 1916, vier jaar na het begin der missie, vroegen alleen reeds in het district Purneah 3.000 Santals in 65 dorpen om scholen, kapellen, rijstbanken en bescherming in hun gedingen. En reken dan eens uit, hoeveel geld en hoeveel missionarissen we toen zouden noodig gehad hebben om een streek van 50 kilometer lang te bezetten en te bewerken ? En juist toen de kansen het schoonst stonden, zat België in den oorlog ! P. Knockaert moest nog vijf jaar moederziel alleen op de bres blijven, tot in 1921. Hij was op en versleten toen P. De la Croix hem kwam helpen of liever vervangen.

Hulp uit Sicilië.

In de naburige missie van Dinajpur waren gedurende heel den oorlog vier missionarissen van Milaan aan 't werk gebleven. Nu kwamen er uit Italië weer nieuwe krachten en werd van uit de vier hoofdposten Dhanpuri, Benedwar, Rhoanpur en Dinajpur, de missie aanhoudend uitgebreid.

Purneah moest het nog altijd met één enkelen missionaris stellen en die kon het werk onmogelijk af. De Belgische paters vroegen daarom hulp aan de Jezuïeten van Sicilië en Malta. In den herfst van 1924 kwamen de drie eerste missionarissen van die provincie in Indië aan. En reeds in de lente van het volgend jaar stond P. De Bono in volle actie.

Een paar jaren onderbreking in het apostolaat had de missie bijna ten onder gebracht. De regens hadden de leemen hutten, die voor kapel en school dienden, om zoo te zeggen verwoest; de bekeerde Santals zelf waren over heel de streek verspreid. Wat zou het moeite kosten die vervallen gebouwtjes weer op te richten, wat zou het geduld vergen om die overal verstrooide christenen op te sporen. Maar P. De Bono verspilde geen tijd aan -jammeren en klagen, hij viel dadelijk aan het werk. Te Majlispur vond hij een verlaten hut en sloeg er zijn hoofdkwartier op. Dadelijk wisten Santals, Hindoes en Mohammedanen dat een nieuwe saheb zich in de streek gevestigd had.

Om het verloren terrein te heroveren, moest er gevochten worden en de eerste slag zou beslissend zijn.

IHS