UIT MADAGASCAR

MEER NOG DAN MOEKE...

NAAR A. M. PANHEULEUX. S. J.

Bij valavond.

Onder de veranda van zijn kleine pastorij zit Pater Francis du Barrois zijn avondmaal te nemen. Brrr ! Nog maar eens doorspoelen. Heeft hij die rijst weer gekruid, zijn kleine kok, dat zij brandt als vuur ! Nog een glas water erover

Een Ietwat spottende, ietwat pijnlijke glimlach plooit de lippen van den jongen Pater en nijpt zijn oogen half dicht. Links van zijn bord ligt een bleek groene, sterk geparfumeerde brief. Van zijn jongere zus Juliette, zoo pas getrouwd met een protestant uit Amerika, professor in de psychologie aan de Harvard University... « Mrs Joë Landson, je bent smoorlijk verliefd op je geleerden jongen, je bazelt en je doet pedant... » De pater zijn oogen doorloopen de laatste regels van het hooge, hoekige geschrift.

« Ik vrees wel dat ik je erger, Jean ! Jij, een zoon van St Ignatius zult het met de theorieën van je Anglikaanschen schoonbroer niet zoo licht ééns zijn. Och kom ! Was je in Amerika, je zou er zelf de noodzakelijkheid constateeren, het Angelsaksische ras gaaf te houden.... Ik hoor je, evident, al zeggen dat Joë zijn theorieën niet heelemaal trouw blijft door met een du Barrois te trouwen, die van Latijnsche afkomst is. Maar we zijn allebei, Jean, jij en ik, blond en dolichocephaal; langs onze Engelsche moeder deelen wij in de superieure hoedanigheden van het Angelsaksische ras. Ik ben er God toch zoo dankbaar voor ! Daarbij het Latijnsche ras heeft ook een en andere hoedanigheid, wat een kruising met Angelsaksisch bloed rechtvaardigt.

Maar die geel-, die bruin-, die roodhuiden, die « onaanraakbaren », hoe kan een welgeboren mensch zooiets als zijn broeders erkennen P In een systeem van kasten, zoo gesloten als bij de Hindoes, daarin alleen ligt het heil van het blanke ras. Mijns inziens, is die zoogezegde algemeene broederlijkheid van de katholieken gevaarlijke onzin. Jij kan er anders over denken,

IHS