nen behouden blijven onder voorwaarde, dat men het bijgeloof afzweert.

Hoewel op deze wijze menige gewoonte moest verdwijnen, konden de bekeerlingen toch in hun kasten blijven leven als goede Christenen. De kastengordels, de afwasschingen, den haartooi en het aschteeken op het voorhoofd behielden zij, terwijl P. De Nobili er een christelijk karakter aan gaf : het koord, voorzien van een kruis, werd gezegend ter vervanging van de heidensche ceremoniën van inkleeding; de wasschingen geschieden publiek, maar vergezeld van kruisteekens en gebeden, door den bisschop goedgekeurd. De asch werd gewijd, gelijk de Kerk het doet op Aschwoensdag.

Dit schijnbare verbond van heidendom en Christendom zou veel tegenstand ontlokken, maar de toekomst bewees, dat voor de Christenen het gevaar van heidensche gebruiken in te voeren slechts gering was.

Tegenstand.

Het eerst werd P. De Nobili aangeklaagd bij de Brahmaansche priesters, want men ontdekte, wie hij was en wat hij wilde. Zijn bekeerling Alexis verdedigde hem zóó, dat hij de bescherming der priesters verkreeg. Later moest P. De Nobili verschijnen voor 800 Brahmanen. Hij kon zich echter gemakkelijk verweren en zijn leerlingen getuigden dat hij de waarheid sprak.

Meer kreeg hij te verduren van de Kerk zelf en dat was pijnlijker. Niet begrepen, is P. De Nobili aangeklaagd bij zijn provinciaal en bij de bisschoppen. De klachten over hem drongen door tot in Rome.

Zijn medebroeder P. Fernandez, die steeds onder de paria's werkte, meende, dat P. De Nobili zich uit trots van hem terugtrok. Zonder diepgaand onderzoek klaagde hij hem aan bij P. Laërzio, den Provinciaal. « P. De Nobili geeft te veel toe aan de heidenen en hij veracht onze Christenen. » Daar Mgr. Roz P. Laërzio goed op de hoogte had gehouden, kreeg P. Fernandez

IHS