SAKTA-LIEDEREN IN BENGALEN

DOOR L. SCHILLEBEECKX. S. J.

Men hoeft niet lang in Bengalen te zijn om te bemerken, dat het zingen diep in de ziel der Bengali's ligt. De landbouwer zingt luidkeels zijn vreugde uit, wanneer hij met een koppel ossen zijn modderig rijstveld omploegt. De schipper laat zijn stem weerklinken over het kanaal, wanneer hij zijn lange, smalle schuit met een grooten bamboestok langzaam voortstuwt. Reizigers heffen melancholische liederen aan, als zij voortwandelen onder de schitterende oostersche maan. Overal zingen !

Vele van die liederen zijn eeuwenoud, opgesteld door de Vaisnava of Sakfa, dichter-zangers. De hoogtepunten der Indische spiritualiteit zoowel als de doodgewone voorvallen van het dagelijksche dorpsleven worden er in bezongen.

De toon is meestal zwaarmoedig; zelfs zangen, waarin vreugde weerklinkt, zijn bijna altijd in den mineurtoon. Dat begrijpt men beter, als men weet, dat het volk sedert eeuwen wordt verdrukt door het rentesysteem der landeigenaars. Komt er na jaren van mislukten oogst eindelijk eens een goede oogst, dan verdwijnt de helft van de winst, indien het niet meer is, om de hooge renten van de laatste jaren te betalen, anders verliezen ze hun land. Schoon klinkt de weemoed van die arme landbouwers in de hier volgende liederen van den beroemden Sakta-dichter RAMPRASAD SEN (f1775). De zanger richt zich tot de godin-moeder Kali of Durga, de grootste godin der Sakta-sekte.

Ik zal u niet meer Moeder noemen :

Niet te tellen ongelukken zondt gij mij, o Moeder,

Niet te tellen ongelukken zendt gij mij nog.

Een tehuis had ik en lieve kinderen,

Een bedelaar hebt gij mij gemaakt.

Godin met de lange lokken, kunt gij het erger doen ?

Van deur tot deur moet ik mijn voedsel bedelen.

Zelfs als de moeder sterft, leeft het kind dan niet ?

MOEDER roep ik keer op keer, MOEDER,

Maar gij zijt doof en blind.

Wanneer de moeder leeft en het kind zoo lijdt,