UIT ONZE MISSIEGESCHIEDENIS

PATER ADRIAAN GOFFINET

(1821-1877)

DOOR A. D'HONDT. S. J.

« Naar het Kerkhof der Belgische jezuïeten. »

In 1859 werd de missie van Bengalen aan onze Belgische paters toevertrouwd. In dezen moeilijkhen wijngaard des Heeren viel de eene werker na de andere als slachtoffer van het doodelijke klimaat. Toen de Propaganda in 1865 na veel onderhandelingen ten slotte Pater Van Heule, S. tot Apostolisch Vicaris benoemde, wist deze, wat hem te wachten stond. Maar « liefde overwint de tegenslagen », was zijn devies. Toch verklaarde hij bij zijn vertrek uit Antwerpen : « Ik heb het voorgevoel, dat ik niet langer dan vijf maanden in Calcutta zal leven. » 12 Februari 1865 kwam hij in Indië aan en 9 Juni van hetzelfde jaar stierf hij aan een beroerte.

We kunnen ons de stemming begrijpen, waarin de vier missionarissen vertrokken, die op 4 Dec. 1865 in Calcutta aankwamen. Een van hen was P. Coffinet. Geboren in 1821 te St. Vincent bij Aarlen, was hij als jezuïet leeraar geweest in de colleges van Doornik (1842-1846 en 1854-1858) en Namen (18461850 en 1858-1865). Hoe schoon zijn werk ook was, voelde hij zich geroepen tot een anderen arbeid. Vurig had hij verlangd naar de streek te mogen vertrekken, die met fierheid, maar ook met droefenis het kerkhof der Belgische paters werd genoemd.

Als aalmoezenier naar Abbessinië.

Reeds 20 jaren werkten er geen katholieke missionarissen in de Sunderbunds, de Cangesdelta ten zuiden van Calcutta. Wel had ten tijde van Mgr. Carew na 1840 een Spaansche Carmeliet uit Macao gewerkt te Koykhali met het resultaat, dat 's Zondags 150 menschen in de Mis kwamen en dat 278 protestanten en heidenen