— Gedurende je laatsten term heb je, naar ik hoorde vertellen, heel wat gebouwd, niet ?

— Ja wel... Maar een broeder in Kongo doet van alles... Aangekomen te Wombali in October 1931 kreeg ik de opdracht in een oude slaapzaal de drukkerij van het vikariaat op te richten. Maar negen maanden later werd ik vervangen door broeder De Meyer, die zoo pas in de missie was aangekomen, en moest ik naar het zuiden, naar Kingandoe, het huis van de Zusters van het H. Hart van Hoegaarde meubileeren. Nauwelijks was ik daarmee klaar of mij werd opgedragen de kerk te bouwen van Banningstad, dicht bij Wombali. Begin 1934 werd die ingezegend.

— Een groote kerk ?

— Daar kunnen toch wel een 2.000 negers in. Daar heb ik mijn eerste biechtstoelen gemetseld.

— Gemetseld ?

Ja met brikken. Ook het altaar en de preekstoel zijn opgetrokken uit baksteenen van verschillende kleuren. Maar het smeedwerk voor het koor kon ik niet voltooien, omdat ik naar Leverstad werd gezonden om het huis van de Zusters verder af te bouwen.

— Werden uw diensten ook niet in het vikariaat Kisantoe ingeroepen P

In Februari 1934 reisde ik naar het groot-seminarie te Majidi om er de kapel op te trekken. Op den twintig meter hoogen toren richtte ik een ijzeren spits op van 10 meter, welke ik met Kongoleesch koper bedekte.

Knap werk, hoor ! Maar toen eischte Kwango u algauw

terug ?

— De vikaris verlangde zijn eigen klein-seminarie tusschen Leverstad en Kikwit. Weken en weken lang doorkruiste ik, met de PP. Guffens, Hoet en Verhaeghen, de streek op zoek naar het geschikte terrein. Toen Mgr. Van Schingen de keuze goedkeurde van Kinzambi — een plateau, dat 120 m. hoog en op twee km. van de Kwiloe ligt — hebben wij het gebied afgebakend en met de ontginning ervan aangevangen.