Maken de kleeren den man of niet ? Het scheen, dat de toog Jan kracht gaf, want de deugd van den herstelden page werd sterker, niet zoetelijker. Na een jaar moest Jan tegen zijn zin het ordekleed afleggen.... Misschien mocht hij het binnenkor! weer dragen, als novice P

Intrede.

Geduld wint. Jan werd veertien jaar en oud genoeg voor het noviciaat. Juichend ontving hij van P. Provinciaal de toestemming. Een noodzakelijke voorwaarde was natuurlijk, dat zijn moeder daar niets op tegen had. Sterk en zeker sprak hij met haar over de zaak : « Moeder, tot nu toe dank ik u mijn geboorte. Weldra zult u mij door een nog grootere weldaad verplichten : mijn roeping, want God heeft u gebruikt om mij die in te geven. Ja moeder, nu vraag ik u een nieuwe weldaad. Ik ben aangenomen in de Sociëteit van Jezus en ik hoor, hoe Sint Franciscus Xaverius mij roept. U weet, dat wij tot hem vroeger baden en hij verhoorde ons. Nu roept hij mij en ik zou hem niet antwoorden ? »

Hier kon zijn moeder slechts op zeggen : « Ik zie, mijn jongen, dat je roeping van den hemel komt. Ik zal mij er wel voor hoeden mijn goedkeuring te weigeren. Ik ben echter bang, dat je zwak gestel niet is opgewassen tegen de studies en het werk.

— Moeder, O. L. Heer roept mij; ik moet gehoorzamen. »

17 December 1662 vertrok Jan naar het noviciaat.

Stille jaren.

Op Kerstdag kreeg Frater de Britto den toog aan. Met een ongekende geestdrift gaf hij zich aan alle oefeningen van het noviciaat. Hij muntte uit in stipte gehoorzaamheid, die allen, zelfs den rector, in bewondering deed staan.

Om vernederd te worden was de Britto gekomen. Was het hem geen teleurstelling, dat het vegen, schillen en boenen heelemaal niets was om zich over te schamen ? Wie er zich over verwonderde, dat de Britto, van zoo 'n hooge afkomst, zulk nederig werk kon doen, kreeg tot antwoord : « Ik heb pas mijn waren adel leeren kennen, nu ik leef met de gezellen en leerlingen van Jezus Christus. »