terug naar Europa om aan het hof te Lissabon en bij den generaal te Rome de belangen der missie te bespreken. Aan het hof genoot hij een uitnemende faam, dus kon hij uitstekende diensten aan

de missie bewijzen.

November 1686 vertrok P. de Britto naar Coa. De thuisvaart verliep gunstig en 8 September 1687 landde hij aan den mond van den Taag.

In zijn vaderland was de geschiedenis van zijn marteling reeds bekend. Een brief, die P. de Britto in Indië aan zijn missieoverste had gestuurd, was naar Portugal gezonden en werd er druk gecopieerd.

Koning Pedro II ontving zijn vroegeren vriend met vreugde en ontzag. Alles moest hij vertellen. De koning wenschte hem voorgoed bij zich te houden voor de opvoeding van zijn zoon en liet hem niet naar Rome doorreizen. Maar de pater kende zijn opdracht en verlangde naar den marteldood. Hij bracht Don Pedro aan het verstand, dat hij zondigde, wanneer hij hem weerhield Gods wil te volbrengen. Met de grootste moeite gelukte het P. de Britto terug te varen naar Indië. Eindelijk voelde hij zich bevrijd van die algemeene vereering !

Twee keer martelaar.

In Indië, waar hij 3 November 1690 aan wal stapte, vertrok hij zoo spoedig mogelijk naar Marava. Hij had het geluk een prins te bekeeren. Dit werd zijn ongeluk, of christelijk gezegd . de bekroning van zijn geluk. Door soldaten gegrepen en herhaaldelijk mishandeld, werd hij ten slotte voor den koning gebracht. Deze vond wel geen schuld in hem, maar gaf hem toch over aan zijn broer... met het bevel den pater te dooden.

Toen P. de Britto de borst ontblootte, schrokken de bijgeloovige soldaten van een relikwie, die om zijn hals hing. Met een bijl gaf een hunner een diepen houw in het lichaam om het koord stuk te snijden. Na een tweeden slag met een zwaard blijft het hoofd nog hangen op de borst. Met een derden ploft het in het zand. Naar opdracht snijdt nu de beul handen en voeten af, bindt ze samen met het hoofd aan den gordel en hangt het lichaam aan een paal, op een heuvel.