HET VERHAAL VAN DE MAAND

HAAR TAAK

□OOR Jos. VAN LAER. S. J.

Het is nu een oude dame.

De menschen herinneren zich niet eens meer haar ooit anders te hebben gekend dan grijs.

Toch kan het amper tien jaar geleden zijn dat ze eiken Zondag nog met man en kinderen vooraan in de kerk zat : daar was de vaste plaats voor de familie van den baron.

De menschen keken dan naar haar, altijd weer als ze binnenkwam. Een statige, voorname vrouw was het. Toen droeg ze zeker nog geen pijltje wit tusschen het zwarte haar. Het vergrijzen begon pas na den dood van haar man en de andere miserie.

Wellicht is het vanwege den eerbied, waarmee de menschen altijd naar haar hebben opgekeken, dat ze zich niet meer herinneren kunnen, hoe de barones er vroeger uitzag. Zoo mooi als het haar immers staat, dat sneeuwwitte golvende haar boven het matte gezicht met de zachte, zwarte oogen en de rimpeltjes, talloos en fijn !

Nee, de vroege ouderdom heeft haar niet brutaalweg afgetakeld. Het lijkt wel of hij haar veeleer met eerbied sr bewondering is genaderd. Tot die weinige vrouwen behoort ze, bij wie de sporen van het verouderen juist tot een fijn cachet worden voor het meest eigene van hun wezen.

Het simpele, altijd eendere van haar toilet draagt daar ook het zijne toe bij. De rouw van haar kleed met het blinkende, zwarte collier om haar hals en de lange oorbellen verleenen haar een zeldzame distinctie.

Die rouw draagt ze sinds den dood van den baron. Ze heeft hem nooit meer afgelegd. Te snel zijn de opvol gen tl ij ke slagen daarna op haar neer gekomen, dan dat haar leven nog iets anders kan zijn dan dragen van rouw.

Niet alleen het afsterven van haar man, even onverwacht als tragisch, heeft ze immers te verduren gehad. Gedurende een