Ma Nsamba begreep, dat de watergeesten haar dochter hadden vastgegrepen.

Zij nam toen de kruik en de kleeren van Coemba en klom huilend en klagend terug naar het dorp.

Zij zette het geval uiteen aan de ouderlingen. Dezen luisterden en hielden raad.

Toen verzamelden zij een groote hoeveelheid kolanoten en malafoe om den watergeest gunstig te stemmen.

's Anderendaags gingen alle ouderlingen samen naar de bron.

Zij smeekten den geest hun het meisje terug te geven. Maar de geest luisterde een heelen tijd niet naar hen... Maar door het lange smeeken van de ouderlingen liet hij zich eindelijk toch overtuigen.

Hij schonk hen het meisje terug, maar voegde er aan toe : « Luister goed ! jij, Ma Nsamba, zoo jij je dochter wil, hier is zij. Neem ze maar mee. Maar zorg er voor, dat je meisje nooit of nimmer mfoemboe - bladeren (1 ) in stukjes snijdt, en nooit geen kisela (maniokbladeren) voorbereidt. De dag waarop zij dit gebod zou overtreden, 'zal jij je dochter niet meer bezitten. »

Na die woorden van den kisimbi trokken allen terug naar het dorp.

Daar liet Ma Nsamba een geit slachten.

Zij aten, zij aten...

Het feest was geëindigd.

Vier maanden later werd Nkengi jaloersch op haar zuster Coemba.

Zij kon Goemba niet meer luchten, omdat moeder nooit meer aan Coemba, maar altijd aan haar alle karweitjes oplegde.

(1) Mfoemboe, klimplant waarvan de bladeren worden opgegeten.