op zijn hart moest maken. » Gij zijt simon , de zoon van josa ; gij zult genaamd worden cephas, petrus , rotssteen." Waren zoodanige naamsveranderingen onder de Joden niet ongewoon, zij hadden ook altyd de eeno of andere bedoeling, en hier blijkbaar deze, om aan te wijzen, wat van simon eenmaal worden zou. Hoezeer moest de levendige jonger, die ook voor eerzucht niet ongevoelig was, door deze naamsverandering zich vereerd achten. Hoe geschikt was zg, om hem eerbied en vertrouwen in te boezemen jegens een Heer, die loonde te weten, hoe hij bestond. En welk eene edele aandrift wekte zij in hem op, om aan zoo groot eene verwachting, als de Heer betuigde van hem te hebben, met allen ijver te beantwoorden (5). Doch die eerste indruk, hoe belangrijk, was nog niet diep genoeg, om dezen man krachtig en voor altyd aan den Heer te verbinden. Daartoe moest iets byzonder treffends dienen. En dit was het oogmerk van de bekende wonderdadige vischvangst. Zooveel eerbied bezat reeds petrus voor jezus , dat, schoon hy den ganschen nacht vruchteloos zyne netten uitgeworpen had en als ervaren visscher met waarsch^nlykheid zeggen kon, dat er geen visch in de nabijheid was, hij nogtans op s Heeren bevel terstond gereed was, op nieuw het net uit te werpen. En toen hij nu het net sleepte, zoo vol beladen, dat het dreigde te scheuren, werd hij plotselijk zoo magtig van de gedachte aan de grootheid des Heeren vermeesterd, dat hij in het diep gevoel zijner eigene nietigheid en onwaardigheid sidderend voor haar terugweek, op zijne knieën zonk en uit—

(5) joli. i: 43.