EEN SOMBER HOEKJE VAN KLEIN VENETIE.

Foto Wilms.

Het vorenstaande bedoelt een kleine rechtvaardiging te zijn van de aandacht, die ik wensch te vragen voor één onzer aardigste Limburgsche beekjes.

De menschen, die in een beek niets anders dan een geul met water zien, staan op 't zelfde plan, als die toerist, dien Albert Helman in Venetië tegen kwam en die voor de vermaarde kanalen geen ander woord over had dan : „Dat zijn nou de slooiten van Venetië, zulle." En evenmin als de Venetiaansche kanalen hebben onze schilderachtige Limburgsche beekjes zulk een botte onverschilligheid verdiend.

Het heeft een niet al te fraaie naam, het stroompje, waarover ik schrijven ga ; maar gelukkig heeft het nóg een naam en die klinkt beter.

De Geleen-beek, (dat is de officiëele naam) of Keutelbeek 1) (aldus wordt het beekje door de Sittarders onder elkaar genoemd) is zoon beetje de roem van Sittard. Ieder, die langer dan een half uur in die stad verblijft, kent dat stroompje van aanzien en van hooren zeggen.

Het typisch stadsbeeld van Sittard wordt er voor een goed deel door bepaald. Het is een echt duikelaartje, want 't duikt

') Dit is eigenlijk de naam voor de oude bedding vanaf de Steenen Sluis.

telkens onder gebouwen, — soms heele complexen, — door, om even frisch en vroolijk wat verder weer te voorschijn te komen, — zelfvergenoegd kabbelend, alsof er niets gebeurd was.

In 't aardige en handige gidsje voor Sittard en Omgeving „de Ingangspoort van Neerlands Mijngebied in het schoone Limburg , vertelt ons de heer J. S. Kentgens iets over de prozaïsche geboorte van de Geleen-beek. Haar wieg staat „in een kelder van Benzenraderhof bij Heerlen". Minder romantisch kon 't al bijna niet.

Maar men kan 't haar niet aanzien, dat ze van zoo lage komaf is als men ze in volle fleur door 't mooie landschap stroomen ziet. Een wandeling langs haar oevers is dan ook een loonende onderneming, als 't ten minste mooi weer is en een dag of een paar dagen van te voren niet geregend heeft. Anders kan het een heel akelige en sappige geschiedenis worden.

Wie er van houden om Venetië overal elders dan in Italië te zoeken, kunnen, — behalve in Amsterdam, Dordrecht en Giethoorn, — ook in Sittard terecht, al vaart men er niet in gondels en al staan er ook geen marmeren paleizen zichzelf te bekijken in de wateren der Keutelbeek. Maar er zijn bruggen en bruggetjes in alle mogelijke genres, moderne, breede bruggen, smalle bruggen, rustieke bruggetjes, bruggetjes om op te staan hengelen, — (maar kijk eerst of 't Wetb. v. Strafrecht het vanaf een of ander bordje niet strengelijk verbiedt) — en bruggen om met een Super Six plechtstatig over te rijden.

Maar eerst recht Venetiaansch wordt Sittard in de omgeving van 't protestantsche kerkje, waar een waaghalzig klein bruggetje over dat deel van de beek voert, dat nog net niet schuimend onder een graanmolen verdween.

Wie schilderen kan, moet daar beslist zijn schildergerei eens heen dragen. Hij moet dan echter niet meenen daar een, wat onderwerp betreft, erg origineel schilderij te kunnen maken ; want aan artistieke voorgangers heeft 't natuurlijk geenszins ontbroken.

DE STEENEN SLUIS IN DEN WINTER.

Foto Wilms.