der vertaling niet te begrijpen is. Deze geesteshouding wordt door dit soort van vertalingen aangekweekt.

En dat terwijl toch reeds in de Nederlanden van een zeker schuldbesef tegenover Zuid-Afrika sprake moest zijn. Wel worden Deensche, Noorsche, Zweedsche, Finsche, Estische, Spaansche, Italiaansche, ja weldra misschien ook Patagonische boeken besproken in onze literaire periodieken en dagbladkronieken, maar hoe zelden verschijnt er iets goeds over een Zuidafrikaansch werk ? Hoe weinigen zijn op dat gebied « thuis », zooals zij « thuis » zijn in andere, bijv. Scandinaafsche letterkunde ? Wij mogen gerust van een zwaar verzuim en een groote schuld spreken, van verwaarloozing tevens.

Maar een verkeerde slotsom mag uit dit alles niet getrokken worden. Wij Nederlanders zijn schuldig wanneer wij niet voldoende op de hoogte blijven met de Zuidafrikaansche letterkunde. Wij moeten in de eerste plaats AFRIKAANSCH LEEREN om de Afrikaansche boeken in het oorspronkelijk te kunnen lezen.

Indien althans de Dietsche stamverwantschap geen ijdel woord is. Wij hebben t.o.v. Zuid-Afrika iets te herstellen en iets in te halen.

Een verkeerde slotsom zou echter zijn dat, omdat deze faliekante Nederlandsche geesteshouding zoo diep ingeburgerd is, het Afrikaansch maar gelaten moet worden voor wat het is, schoonklinkend en expressief volgens sommigen of onwelluidend en een kindertaaltje volgens anderen, en het Afrikaansche boek in de Nederlanden uitsluitend te propageeren in een Nederlandsche pasklaar-gemaakte vertaling. Over de financieele zijde van dit vraagstuk willen wij hier niet spreken.

Een scheidsmuur schreven wij zoo straks. Ja. Immers niet de Nederlander zal met belangstelling — zooals de Afrikaner t.a.v. de Nederlandsche letterkunde — telkens kennis blijven nemen van wat in Zuid-Afrika nieuw uitkomt, wat er aan nieuw geluid van jonge schrijvers opbloeit, maar hij zal zijn teleurstellende houding van heden omzetten in een blijvend afwachtende Jan Salie-houding.

Wat er aan Deensche, Noorsche en Zweedsche boeken in de Nederlanden vertaald wordt, dat is een zaak van de uitgevers geworden. Waar mee te verdienen valt, komt eerst. En moet dit nu net zoo gaan met de Zuidafrikaansche schrijvers ? Wij persoonlijk vinden het even fout van de leiding van het Boekengilde die Poorte, dat zij Prof. Van den Heever om het vertaalrecht gevraagd heeft, als van Prof. Van den Heever, dat hij er in heeft toegestemd. Het is het beginsel van de cultureele toenadering of de uiteindelijke cultureele verwijdering, dat hier op het spel staat. Laat Prof. Van den Heever's werk in het Engelsch, Fransch, Duitsch enz. vertaald worden, in Nederland