staatkunde moet verschaffen en deze laatste moet bedreven worden door een beschaafd volk.

Behalve een regionale is Br. N. ook een godsdienstige strooming. Het zou hier niet de plaats zijn over dit laatste te schrijven als het gevaar van verwarring niet bestond. Brabantia Nostra heeft het goed recht, een dubbel katholiek en nationaal doel na te streven. Niemand kan haar ook kwalijk nemen, daartoe de christelijke volksgebruiken te bevorderen, waardoor de beleving van den universeelen katholieken godsdienst in Brabant een eigen tint krijgt. Maar wij moeten hier waken voor een dreigende noodlottige vereenzelviging van katholicisme en Brabantschheid. Br. N. verkondigde : « Wie Brabant zegt, zegt Katholiek ». Ongetwijfeld vormen driekwart van de Brabanders een geloofsgemeenschap die hen hechter verbindt dan de anderen, maar hiermee is niet gezegd dat een niet-katholiek geen Brabander kan zijn. Bij vele volkeren bestaat de neiging om een godsdienst die beleden wordt door de groote meerderheid, tot een kenmerk van het volk te maken. IVIen denke aan Arabië, Japan, Bali. Er zijn echter ook voorbeelden genoeg van in religieus opzicht verdeelde volkeren, die toch een sterke nationale eenheid vormen. Zie Hongarije, Engeland, Duitschland. Ofschoon Friesland maar 7 % katholieken telt, zal niemand dezen het recht op een aandeel in de Friesche beweging ontzeggen.

Wij zien (met de bekende schrijvers) het wezen van een volk in het bepaalde samenstel van natuurlijke deugden die het in gemeenschap nastreeft krachtens zijn gegeven mogelijkheden. Een goed katholiek neemt zeer zeker aan, dat in het supernationale, de heele menschheid omspannende katholicisme ieder volk dé kans en wel de zékere kans krijgt om zijn specifiek karakter hoog te ontwikkelen. Zooals Hoogveld schreef, mag echter het katholicisme, dat de katholieken in het mystieke lichaam van Christus vereenigt, niet tot volkshebbelijkheid worden, tenzij in bijkomstigheden die het algemeene wezen der religie niet raken. Dit kan dus geen aanleiding worden om anderen, die hetzelfde volkskarakter bezitten, buiten de nationale gemeenschap te sluiten. Alle volksgenooten moeten in nationale zaken samenwerken. Ook Brabantia Nostra zal hiermee rekening moeten houden. Dit is mogeljik zonder het katholiek ideaal te verzaken.

In Limburg was Maastricht al vroeg een eigen beschavingsmidden. Op afzonderlijke terreinen is er door vereenigingen en particulieren goed werk gedaan voor de handhaving van streektaal, folklore, voor de kennis van het verleden. Rijks-Limburg toonde vooral in het Zuiden een sterker zelfbewustzijn. Zijn er verspreide krachten, toch bestaat er geen eenheid maar wordt er in kleine groepen gewerkt . Veldeke, Genootschap Limburg, Nedermaas,