verklaring worden gevonden van het feit, dat de herdenking van 11 Juli 1302 is geworden tot een nationale aangelegenheid voor het geheel der Dietsche gewesten, die men sedert de Romantiek aanduidt onder den verzamelnaam « Vlaanderen ». Hierin ligt tevens de rechtvaardiging van Dosfels oproep in 1909, dien wij heden herhalen aldus: de viering van den Vlaamschen zege in 1302 te maken tot een nationalen dag, van Heelnederlandsche strekking, tot een D i e t s c h e n V o 1 k s d a g . Laten diegenen die daar, zich terugtrekkende op het plan der zoogenaamd « objectieve», achtergrondloze geschiedschrijving, mopperen, dat dezelfde Vlamingen die in 1302 oprukten tegen Frankrijk, kort nadien Holland, het gewest Holland, binnenvielen, en uit Kleinhollandschen trots zich verheugen over de zegepraal van Witte van Haemstede, even bedenken, dat de overwinning op het Manpad juist heeft bewerkt « een vreemde overheersching » (1) van Holland. Niet over die overwinning is reden tot verheugenis maar over de Dietsche kracht, die in Holland sterk genoeg is gebleken om den Waalsch-Henegouwschen heer zelfs de kans niet te gunnen tot een verfranschende actie. Over alle leenmanstwisten heen, in het verleden, zooals over alle huidige toestanden heen van verdeeldheid en uiteengeruktheid, straalt de ééne Dietsche levenskracht. 11 Juli 1302 herdenken in Dietschen geest kan niet anders beteekenen dan dit : er van maken een vieringsdag onzer, nog immer ongebroken, volksche potentie, met den onwrikbaren wil om datgene, wat in het verleden gewestelijk doorbrak en triomfeerde, in de toekomst te doen doorbreken en triomfeeren tot heil van het gansche, onverkorte Dietschland. Het oogenblik is dringend — ten aanzien van het gewoel in de wereld rondom ons, èn van veel verkeerd-gerichte, verwarde en verwarrende ondernemingen in eigen kring zelfs tragisch-dringend — dat wij ons, in Noord- en Zuid-Nederland gelijk men dat gemeenlijk heet, bezinnen op het bindende dat wij oprapen en vasthouden : onze kracht, welke is uit het Dietsche wezen.

Boven de geschiedenis van dynastieke, staatkundige lotgevallen, staat de geschiedenis van het volkswezen, van zijn wording en groei; staat de geschiedenis der volkscultuur, de historie van datgene wat is voor ieder volk : een spiegel van en een wegwijzer naar het wezen. Vlaamsch-Dietsche kracht, volkskracht die zich samenbalt tot hard verweer, wint met de wapens op het veld te Groeninghe. G e e s t e 1 i j k treedt ons diezelfde kracht te

(1) D r H . B r u c h in het door mij voor deze lezing nageslagen opstel : «Guldensporenslag, Historie en Traditie», verschenen in « Dietbrand », jaargang 4, nr. 7.