gelschen waren vrij van «dogmatiek» evenals de dichters van « De Nieuwe Gids », evenals dier leermeesters in afbrekende kritiek Huet en Multatuli, evenals hun persoonlijke leermeester Doorenbos, als Bakhuizen van den Brink en Geel, evenals de door hen gespaarde of zelfs geëerbiedigde dichters De Genestet, Hofdijk, Potgieter, Vosmaer, Emants e.a. Het waren de dogmatici, vooral de Protestantsche, waartegen de Tachtigers zich keerden en wier kunstenaarschap zij zooveel mogelijk trachtten te kleineeren of geheel loochenden. Bilderdijk, die tegen den geest der eeuw had gestreden, de sterkste van allen, werd in het bijzonder een sta-in-den-weg geacht en werd mikpunt van hun herhaalde aanvallen, een vergruisde, groote persoonlijkheid, op wien niet genoeg kon gescholden, al was hij juist voor het goede in Tachtig een voorlooper, ja een baanbreker geweest. De aangevallen dichters hebben naast hun waardeerbaar werk evenwel nooit zoo veel versgruwelen voortgebracht als reeds vrij spoedig de Tachtigers zelf. (1) Wij hebben de leuze van Kloos gezien, welke als een vaandel boven de Tachtiger-Beweging wapperde, als regelrechte gids naar de anarchie : kunst is de meest individueele expressie van de meest individueele emotie. Een expressie van een emotie, meer niet, dat beteekent de weglating van tal van onmisbare waarden, van ethische en esthetische eischen. Natuurlijk, kunst is niet de dood, maar het leven, is « beheerscht leven » ; hoe intenser het leven en hoe krachtiger de beheersching, hoe grooter kunst. Kunst is de persoonlijke doorleving van universeele waarden. Zuiverheid, kracht, adel van karakter zijn den kunstenaar van noode, maar niet de eerzucht, zelfzucht en onbeteugeldheid van de meest individueele expressie der meest individueele emotie. De expressie van een emotie kan zeer individueel zijn, maar vervloekt leelijk, en daaraan heeft een dichter niets.

Kloos had tegenover de slapheid van zulk een ontbindend beginsel een steun noodig en hij vond dezen in de keuze van het sonnet, hetwelk fraai van vorm is, maar juist de minst individueele, integendeel de meest universeele uitdrukking van het korte gedicht. Kloos dichtte nog verzen in gelijke strofen, maar slechts weinige en schreef eveneens slechts weinige korte epische en dramatische fragmenten. Het is typeerend, dat Kloos dus reeds dadelijk in de praktijk ontrouw werd aan zijn leuze en verwonderlijk, dat dit nooit is opgemerkt. Intusschen werd Kloos'

(1) In het jaar 1880, waarnaar de Tachtigers zijn genoemd, werd door geestelijke nakomelingen van Bilderdijk de Vrije Universiteit te Amsterdam gesticht. Door die stichting begonnen vele denkbeelden en zienswjzen van den grof beschimpten dichter sterk door te dringen. Te betreuren valt, dat de aan die Vrije Universiteit opgeleiden in de eerste vijftig jaar zoo bitter weinig deden tot herstel van Bilderdijk's persoonlijke- en dichtereer.

.