aan hun bestaan toe te voegen, indien het hun toch blijkbaar onverschillig is, welke richting zij zouden inslaan ! Haat zaait het Afrikaansche Zuid-Afrika niet! Zelfs in den Engelschen oorlog is er met een bewonderenswaardigen trots geleden en slechts weinig geklaagd.

Maar indien nu sommige gewetens beginnen te knagen en sommigen deze episode der vrouwen- en kinderen-concentratiekampen als een « Schönheitsfehler» zien in de Britsche geschiedenis, dan wordt het wel begrijpelijk dat z i j het zijn, die door het doodzwijgen er liever niet meer aan herinnerd worden...

Zoo te zien is nu ook weer het gerucht, dat in Zuid-Afrika ontstaan is om een boek van Sarah Raai « Met die Boere in die Veld» (Nasionale Pers Beperk). Mevrouw Snijman heeft als meisje, toen ze nog Sarah Raai heette, in den Vrijstaat tegen de Engelschen meegevochten. Zij beschrijft op rustige wijze de behandeling van vrouwen, kinderen en dieren tijdens den oorlog door de Engelschen. Als waarheidlievende ooggetuige verzwijgt zij ook de gevallen van wreedheid niet, al zegt ze zelf, dat zij er het ergste uit weggelaten heeft. In andere getuigenissen (die gebundeld werden door Mevr. E. Neethling in «Mag ons vergeet?») vinden wij trouwens door andere ooggetuigen soortgelijke verhalen vermeld.

Wanneer de hartstochten daarover oplaaien, dan is het geheele gamma van opinies weer tegenwoordig. Dan komt de Britsche recruteeringsofficier in den Engelschen oorlog, Molloy, verklaren, dat zulk een boek schade doet omdat de oorlog tegen de Boeren een gentlemen's oorlog is geweest! (Vreemde gentlemen, die juist de vrouwen trachtten te vangen en op te sluiten!). Dan komt ook Jannie Smuts weer en vindt dat « de klok achteruit wordt gezet » en dat terwijl juist de beide bevolkingsgroepen moeten samengaan... En Mevr. Botha verklaart dan, dat reeds in 1906 Boeren en Britten samen rugby in Engeland gingen spelen.

Eenzaam rijst in zulke dagen de naald te Bloemfontein uit de vlakte op, ter herdenking van de 26.379 vrouwen en kinderen, die niet meer spreken kunnen, maar zooveel hebben geleden voordat hun mond zich sloot.

Wij gelooven dat men gerust kan zijn. Af en toe komt een boek of een getuigenis ons nog eens herinneren aan wat zoo moeilijk vergeten kan worden, maar wat zouden die Molloy, Smuts en Mevr. Botha hooren, wanneer al die 26.379 monden gingen spreken ?...

J. H. B.