ver zij mij een uiterlijk succes beloven. Maar op 't oogenblik dat ik met volkomen ernst de dingen zelf zoek, b.v. het economisch bedrijf, als zaak op zichzelf, (niet alleen aan het louter gewin, aan het voordeel denkende, dat toch buitendien niet uitblijven kan, want anders ware het geen waar economisch bedrijf meer, maar aan de zaak), dan verdwijnt het zuiver utilitaristische. Het ding moet op geheel andere wijze waarde voor mij hebben : door overgave aan het werk. Overgave wil zeggen : afstand doen van zichzelf, zichzelf aan de zaak innerlijk ondergeschikt maken. Dat belet het practisch gebruiken, het practische benutten niet, doch brengt een anderen stijl, een andere manier van benutten mee. Het werk moet als het beste tot stand worden gebracht, als een werk, een ding met zijn eigen wezen, waar ik vol achting tegenover sta. Een paard als trekdier gebruiken kan ook hij, die het in zijn eigen natuur kent en liefheeft. Natuurlijk moet het ook opbrengen, men wordt wellicht ook rijk daarbij, maar niet omdat men slechts om het voordeel, om den uiterlijken rijkdom alleen werkt, maar door zuivere overgave aan het werk ! Daarin is het onderscheid tusschen de richting van den Engelschen en den Dietschen aard gelegen. Innerlijkheid en ernst, diepen standvastigen ernst heeft de Nederlander boven de meeste volken.

Gaan wij maar eens de opvoeding der ingenieurs in RijksNederland na, waar een onderwijs in Nederlanschen geest wordt gegeven. Wanneer de Engelschen en Amerikanen een theoretisch onderlegden ingenieur noodig hebben, dan nemen zij hem uit Nederland of Duitschland, want de Engelsche en Amerikaansche ingenieurs leeren niet rekenen, zij zijn alleen op den practischen slag, d.w.z. op modellen in stede van wiskundige formulen, op de onmiddellijke proefneming (experiment) in stede van wetenschappelijke afleidingen gericht; waar dat niet volstaat, volstaan deze volken met hun ingenieurs niet. Te Delft leeren de ingenieurs twee jaar lang natuur- en wiskunde, al mag het misschien eenigzins onpractisch heeten, zoveel tijd aan theorie te besteden. Bij slot van rekening is het natuurlijk niet onpractisch, maar mogelijk is dergelijke methode alleen met het oog op den theoretischen hartstocht voor de zaak zelf, met achteruitzetting van het onmiddellijk en uiterlijk voordeel; de Nederlandsche ingenieurs worden daarbij wis- en natuurkundigen, en daaruit ontstaat de qualiteitsnijverheid. Zelfs in het meest stoffelijke vinden wij den Dietschen grondtrek terug : ernst, na denken. Nederland zal doordachte machines bouwen — de meest practische worden daarentegen wel in Amerika gebouwd; maar Nederlandsche machines zullen « theoretischer », wetenschappelijker zijn, men zou kunnen zeggen zulke, die bevroren