dicht ? Ik weet het niet, maar ik hoop van harte, dat Heyting's « Yggdrasil » zal bijdragen tot de bezinning op eigen herkomst aard en wezen, bezinning, waarvan de noodzakelijkheid altijd meer wordt erkend. (1) Met het oog op de bekendmaking en de verspreiding van het dichtwerk wil ik hier den wensch uitspreken, dat volksch-gerichte groepen het zich zouden aanschaften om er uit voor te dragen, ja zelfs om er bepaalde stukken uit te « insceneeren » op volksche feestavonden, iets wat m.i. zeer goed te doen is. Aan (jeugd)vereenigingen, die het herstel van oude volksgebruiken en vieringen ter harte nemen, aan onze schilders en beeldhouwers, die zoeken naar volkseigen motieven, weze Heyting's « Yggdrasil » met nadruk aanbevolen. Ten opzichte van den dichter, en ten opzichte van de stof die hij uitkoos, is het onze plicht: met alle middelen zijn werk onder het volk te brengen.

Dit derde deel van «Yggdrasil» werd weer met een groot aantal afbeeldingen, naar teekeningen en aquarellen van Hans ïbl, Jan de Quack en Daan de Lange, verlucht. De sterkste van de drie illustrators is ongetwijfeld de eerstgenoemde. Eibl's hjnvoering is stout en verrukkelijk ineenen. (Zie de teekeningen, m-j 't "umfler 9ereproduceerd en waarvan de clichés ons bereidwillig door den dichter-uitgever in bruikleen werden afgestaan.) lJe Quack is ook nu vooral decoratief en Daan de Lange openbaart zich in menige prent— daar waar hij met zwart en wit een droom-geladen landschap of een fantastisch gebeuren op het papier weet te « tooveren » — als een écht meester.

Wies MOENS

E. BERGSTRAND-POULSEN: «Het groote Weef-

t vertaaId d°or N.Basenau-Goemans —

Uitg. J. M. Meulenhoff. Amsterdam.

Het is met de meeste boeken uit het Noorden een merkwaardig geval. Zij hebben u dadelijk te pakken ; zij nemen u mee op hun eigen, sterke rhythmiek, omwinden u als het ware in hun eigen, bizondere sfeer en houden u aldus gevangen. Het rhythme nu dat door deze verhalen uit het Noorden vaart, is doorgaans dat van het landelijke leven ; de sfeer is begrensd : het is de sfeer van een dorp, soms van een kleine havenstad hooqstens van een streek, een stuk uit een of ander «provincie» De menschen zijn boeren, of kleine burgers ; zij zijn niet gemodeleerd naar zoogenaamde «internationaal», zelfs niet eens

(1)I Wat betreft de houding van Christelijk standpunt t.o.v. het « heidensche » jaarg 4 "TT verleden. zij verwezen naar de bespreking in « Dietbrand »,