Westerbaen II, bl. 18:

Mijn kruyd, mijn bus, mijn salf, die 'tleven doen verlangen, Waardoor allenigh niet de jonckheyd wederkeert Maer oock den ouderdom gestut werdt en geweert.

Eodenburgh, bl. 158 :

'tls raedzaem dat ghy aen zijn Majesteyt verzocht

Dat hy verlangen wil twee maenden om te vechten.

Tengnagel, de Spaensche Eeidin (1671), bl. 27:

Zij {de honden) hadden altezaem Eerlang hem (den haas) ingehaelt. Hij moest 'er raem op raem Afwerpen tegens dank; en kampte niet om 't leven Maer om 't verlangen slechs.

Focquenbroch II, bl. 109 (editie 1679):

Want heb ick macht om met gesangen Met Fluyt, Fiool, of Cyter-snaer Uw levens loop wat te verlangen,

Je leeft te minsten hondert jaer.

Den stam van dit werkwoord , in den zin van verlenging , treft men o. a. aan bij Huygens , Korenbloemen 1, 343 :

Ontwalght den Wandelaer van all te lange wegen;

Of sijnse wat te kort-, de kromte maecktse langh ,

En, soa de plaets gebreeckt, de konst is in 'tverlangh.

d. i. dan bestaat de kunst erin , ze (door krommingen) langer te maken ').

Korenbloemen I, 532:

Hoe veel Septembers, en hoe veel' vierde dagen Wilt ghy my noch verdragen ?

Ick bidd om geen verlangh: 't kan redelick bestaen,

Hef gen' ick heb gegaen.

Ook de woordenboeken vermelden alle verlangen in den zin van uitstellen, verlengen. Kiliaen zegt: verlangen, j verlengen, prolongare, differre. Mellema in zijn Schat der duytscher tale (anno 1618): verlangen, lanc maken, prolonguer, differer; Halma (1781): verlangen, w. w. verlengen, allonger, prolong er • een kleed verlangen, allonger un habit; tegenspoed schijnt den tijd te verlangen, la misère, la mauvaise fortune semble prolonger le temps. Ook Weiland en Yan

') Zie Huygens, Hofwijck, uitgegeven door Dr. H. J. Eymaal, aant, bl. 60.