zeggen, dat dit vorstelijk personage in '62 zijne waardigheid beter weet op te houden dan in '20: de bloedschaal en de keten zijn gelukkig verdwenen.

Nog een enkel woord, om misverstand te voorkomen. We vergeleken den oudsten tekst steeds met de lezing van 1862. Ik plaatste juist deze naast elkaar, opdat men zou kunnen zien, hoe 't eerst was en hoe 't eindelijk werd! Men meene echter niet, dat eerst die laatste uitgave al deze wijzigingen vertoonde.

Wichnrd van Pont I, II en Adolf en Emma zijn in de editie van 1820 afgedrukt bijna gelijk aan die van 1862 '). Later zijn slechts onbeteekenende veranderingen aangebracht, zoodat de voornaamste wijzigingen dus vallen vóór 1820. Folpert van Arkel ziet 't eerst 't licht in de uitgave van 1-620 en daar de editie van '36 slechts op drie plaatsen afwijkt van die van '62, werd dit gedicht dus „hergoten" tusschen '20 en '36.

V.

„Alweer Staring!" zeiden we.

En toch de hernieuwde kennismaking zal den lezer, die mij tot hier volgde, niet hebben teleurgesteld. Althans niet, als ik er in slagen mocht den Heer van den Wildenborch voor te stellen als een ernstig kunstenaar, die verwerpt, wat niet te verbeteren is

') 't Eenige couplet, dat S. telkens veranderd heeft, is 't laatste van

v\ ïcnard van ront, 11.

Zwiert meê, en joelt, en woelt,en zingt,

En springt t t in den nacht — En Liefde sluipt in 't stil vertrek, Waar blozende Onschuld wacht.

Uiig. 1793.

Zoo wordt het heuglijk feest gevierd;

Zoo leidt ge in 't end, o nacht, De Liefde voort, naar 't stil vertrek, Waar zedige Onschuld wacht.

Uitg. 1820.

Zoo wordt het heuglijk feest gevierd ;

Zoo leidt de middernacht In 't eind de Liefde naar 't vertrek, Waar zedige Onschuld wacht.

Uitg. 1836.

Zoo wordt het heuglijk feest gevierd;

Zoo leidt de middernacht In 't eind de Liefde naar 't vertrek, Waar de Onschuld op haar wacht.

Uitfr. 1862.