TIJDSCHRIFTEN.

Nederl. Mnseum. 4e R, IV, 10 en 11. Ia een uitvoerig artikel "Taal en Kennis" geeft J. M. (Prof. J. Mac Leod) een duidelijk overzicht van den tegenwoordigen toestand op intellectueel gebied in de Vlaamsch-sprekende gewesten van België, van de wijze, waarop deze ontstaan is en hetgeen er gedaan wordt om daarin verbetering te brengen. Volgens de officieele opgaven van 1890 zijn er in de bedoelde provinciën slechts 700,000 personen, die Nederlandsch en Fransch of alleen Fransch spreken, terwijl 2} millioen inwoners zich uitsluitend van het Nederlandsch bedienen. Hierbij dient in het oog gehouden te worden, dat geheel Brussel is meegeteld, evenals een aantal dorpen in het zuidelijk deel van West-Vlaanderen, waar algemeen Fransch gesproken wordt, en al de Walen, die zich in de noordelijke provinciën gevestigd hebben; ook is er niet gevraagd, of men zich met eenig gemak van de taal der zuidelijke naburen kon bedienen, dan wel of het slechts wat „schoolfransch" was, waarmee men zich des noods kon behelpen. Wanneer men nu in aanmerking neemt, dat de Belgen een bijzondere gave tot het aanleeren van vreemde talen hebben en dat de Regeering sedert 1830 al het mogelijke gedaan heeft om de bevolking te verfranschen, dan is het resultaat dier bemoeiingen zeer gering te noemen. Toch ziet Schr. daarin een groot gevaar voor het land, omdat die 700,000 personen vooral het beschaafde en ontwikkelde deel der bevolking vertegenwoordigen, waaronder het Fransch spreken, lezen en schrijven tot den goeden toon behoort. Daardoor vervreemdt dit gedeelte der bevolking meer en meer van den arbeidersstand en de kleine neringdoenden, die derhalve van de weldadige aanraking met meer ontwikkelden nagenoeg geheel verstoken zijn.

Ook op het onderwijs heeft de zucht tot verfransching der bevolking een allernadeeligsten invloed. In plaats van de kinderen eerst goed hun moedertaal te leeren, begint men al op zeer jeugdigen